LET OP, dit ontwerp wordt NIET ingevoerd,
dit is een archief tekst.
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor het rijonderricht en de erkende rijscholen.
Titel 8. De sancties
Art. 165.
Als de voorwaarden, vermeld in dit besluit, niet worden nageleefd, kan dat aanleiding geven tot de volgende maatregelen:
1° een waarschuwing door het bestuur;
2° de verplichting tot terugbetaling door het bestuur aan kandidaat-bestuurders die rijonderricht hebben gevolgd in een filiaal van de rijschool;
3° een schorsing van de erkenning van de rijschool, van een filiaal of van het oefenterrein door de minister of zijn gemachtigde voor een periode van acht dagen tot zes maanden;
4° een intrekking van de erkenning van de rijschool, van een filiaal of van het oefenterrein door de minister of zijn gemachtigde.
De verplichting tot terugbetaling, vermeld in het eerste lid, 2°, heeft betrekking op alle bedragen die kandidaat-bestuurders voor het rijonderricht hebben betaald, zowel voor de lesuren, voor de inschrijving voor de examens als voor het verkrijgen van documenten. Het bewijs van de terugbetaling aan de kandidaat-bestuurders wordt aan het bestuur geleverd binnen dertig dagen nadat de maatregel, vermeld in het eerste lid, 2°, opgelegd is op de wijze die het bestuur bepaalt. Bij gebrek daaraan kan dat aanleiding geven tot de maatregel, vermeld in het eerste lid, 3°.
Drie waarschuwingen als vermeld in het eerste lid, 1°, binnen twee jaar kunnen aanleiding geven tot de maatregel, vermeld in het eerste lid, 3°.
Twee schorsingen als vermeld in het eerste lid, 3°, binnen drie jaar leiden automatisch tot de maatregel, vermeld in het eerste lid, 4°.
Voor de minister of zijn gemachtigde beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, 3° of 4°, het tweede lid of het derde lid, te nemen, wordt de rijschooldirecteur op de hoogte gebracht van de overweging om een voormelde maatregel te nemen.
De rijschooldirecteur wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een maand nadat hij de kennisgeving, vermeld in het vijfde lid, heeft ontvangen, een schriftelijk verweer te richten aan de minister of zijn gemachtigde, alsook over de mogelijkheid om door het bestuur gehoord te worden.
De minister of zijn gemachtigde neemt binnen één maand vanaf de datum van de ontvangst van het schriftelijke verweer of vanaf de datum van de hoorzitting of, bij gebrek daaraan, binnen één maand vanaf de datum waarop de periode van een maand na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in het vijfde lid, is verstreken, een beslissing om een maatregel, vermeld in het eerste lid, 3° of 4°, het tweede lid of het derde lid, al dan niet te nemen.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het zevende lid, wordt de minister of zijn gemachtigde geacht af te zien van een maatregel, vermeld in het eerste lid, 3° of 4°, het tweede lid of het derde lid.
De beslissing tot een maatregel, vermeld in het eerste lid, 3° of 4°, het tweede lid of het derde lid, wordt op de wijze die het bestuur bepaalt, bij de ingang van het filiaal en het oefenterrein opgehangen.
De beslissing tot een maatregel, vermeld in het eerste lid, 3° of 4°, het tweede lid of het derde lid, wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Er mag na de beslissing tot een maatregel, vermeld in het eerste lid, 3° of 4°, het tweede lid of het derde lid, geen rijonderricht meer gegeven worden zolang de maatregel geldt.
Art. 166.
Als een personeelslid de voorwaarden, vermeld in dit besluit, niet naleeft, kan dat aanleiding geven tot de volgende maatregelen:
1° een waarschuwing door het bestuur;
2° een schorsing van de administratie-, de stage-, de les- of de directietoelating en de toelating, vermeld in artikel 18, 3°, artikel 26, §1, 3°, of artikel 49, tweede lid, 2°, door de minister of zijn gemachtigde voor een periode van acht dagen tot zes maanden;
3° een intrekking van de administratie-, de stage-, de les- of de directietoelating en de toelating, vermeld in artikel 18, 3°, artikel 26, §1, 3°, of artikel 49, tweede lid, 2°, door de minister of zijn gemachtigde.
Drie waarschuwingen als vermeld in het eerste lid, 1°, binnen twee jaar kunnen aanleiding geven tot de maatregel, vermeld in het eerste lid, 2°.
Twee schorsingen als vermeld in het eerste lid, 2°, binnen drie jaar leiden automatisch tot de maatregel, vermeld in het eerste lid, 3°.
Voor de minister of zijn gemachtigde beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, 2° of 3°, of het tweede lid, te nemen, wordt, naargelang het geval, de rijschooldirecteur, de stagiair, de lesgever of de kantoorverantwoordelijke op de hoogte gebracht van de overweging om een voormelde maatregel te nemen.
De rijschooldirecteur, de stagiair, de lesgever of de kantoorverantwoordelijke wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een maand nadat hij de kennisgeving, vermeld in het vierde lid, heeft ontvangen, een schriftelijk verweer te richten aan de minister of zijn gemachtigde, alsook over de mogelijkheid om door het bestuur gehoord te worden.
De minister of zijn gemachtigde neemt binnen één maand vanaf de datum van de ontvangst van het schriftelijke verweer of vanaf de datum van de hoorzitting of, bij gebrek daaraan, binnen één maand vanaf de datum waarop de periode van een maand na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in het vierde lid, is verstreken, een beslissing om een maatregel, vermeld in het eerste lid, 2° of 3°, of het tweede lid, al dan niet te nemen.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het zesde lid, wordt de minister of zijn gemachtigde geacht af te zien van een maatregel, vermeld in het eerste lid, 2° of 3°, of het tweede lid.
Als de directietoelating en de toelating, vermeld in artikel 49, tweede lid, 2°, van de rijschooldirecteur, conform het eerste lid, 2° of 3°, of het tweede lid, geschorst of ingetrokken worden, wordt dat op de wijze die het bestuur bepaalt, bij de ingang van het filiaal en het oefenterrein opgehangen.
Art. 167.
De minister of zijn gemachtigde kan met onmiddellijke ingang de directie-, de stage-, de les- of de administratietoelating en de toelating, vermeld in artikel 18, 3°, artikel 26, §1, 3°, of artikel 49, tweede lid, 2°, schorsen van een personeelslid dat het voorwerp vormt van een opsporingsonderzoek, van een gerechtelijk onderzoek of van een strafvordering wegens inbreuk op artikel 105, §1, 1°, a) en b), en van wie de aanwezigheid in het filiaal hiermee onverenigbaar is.
Binnen vijftien werkdagen die op de maatregel van onmiddellijke schorsing, vermeld in het eerste lid, volgen, wordt de intrekkings- of schorsingsprocedure, vermeld in artikel 166, vierde tot en met het zevende lid, aangevat. Onder werkdag wordt verstaan elke dag, uitgezonderd zaterdag, zondag en feestdag. Bij gebrek daaraan houdt de schorsing van rechtswege op.
Art. 168.
Als de houder van een directie-, stage- of lestoelating en van de toelating, vermeld in artikel 18, 3°, artikel 26, §1, 3°, of artikel 49, tweede lid, 2°, vervallen wordt verklaard van het recht tot sturen, brengt het betrokken personeelslid het bestuur, op de wijze die het bestuur bepaalt, op de hoogte van de duurtijd van het verval en van de categorieën van motorvoertuigen waarvoor het verval geldt, minstens acht dagen voor het verval ingaat.
De directie-, de stage- of de lestoelating en de toelating, vermeld in artikel 18, 3°, artikel 26, §1, 3°, of artikel 49, tweede lid, 2°, van het personeelslid worden geschorst gedurende de duurtijd van het verval van het recht tot sturen.
Als de houder van een directie-, stage- of lestoelating en van de toelating, vermeld in artikel 18, 3°, artikel 26, §1, 3°, of artikel 49, tweede lid, 2°, die vervallen wordt verklaard van het recht tot sturen, nalaat om dat aan het bestuur te melden op de wijze die het bestuur bepaalt, of als hij dat niet tijdig meldt, kan dat aanleiding geven tot een schorsing van de directie-, stage- of lestoelating en van de toelating, vermeld in artikel 18, 3°, artikel 26, §1, 3°, of artikel 49, tweede lid, 2°, door de minister of zijn gemachtigde voor de duurtijd van het verval van het recht tot sturen, vermenigvuldigd met de factor vijf.
Twee schorsingen wegens een verval van het recht tot sturen binnen vijf jaar leiden automatisch tot de intrekking van de directie-, stage- of lestoelating en van de toelating, vermeld in artikel 18, 3°, artikel 26, §1, 3°, of artikel 49, tweede lid, 2°, door de minister of zijn gemachtigde.
Voor de minister of zijn gemachtigde beslist om een maatregel als vermeld in het tweede of het derde lid, te nemen, wordt de rijschooldirecteur, de stagiair of de lesgever op de hoogte gebracht van de overweging om een voormelde maatregel te nemen.
De rijschooldirecteur, de stagiair of de lesgever wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een maand nadat hij de kennisgeving, vermeld in het vijfde lid, heeft ontvangen, een schriftelijk verweer te richten aan de minister of zijn gemachtigde, alsook over de mogelijkheid om door het bestuur gehoord te worden.
De minister of zijn gemachtigde neemt binnen één maand vanaf de datum van de ontvangst van het schriftelijke verweer of vanaf de datum van de hoorzitting of, bij gebrek daaraan, binnen één maand vanaf de datum waarop de periode van een maand na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in het vijfde lid, is verstreken, een beslissing om een maatregel, vermeld in het tweede of het derde lid, al dan niet te nemen.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het zevende lid, wordt de minister of zijn gemachtigde geacht af te zien van een maatregel, vermeld in het tweede of het derde lid.
Art. 169.
De minister of zijn gemachtigde kan de rijschooldirecteur, de stagiair, de lesgever of de kantoorverantwoordelijke die in zijn omgang met de kandidaat-bestuurders, zijn kennis van de materie of zijn didactische vaardigheden ernstig tekortschiet, verplichten een specifieke bijscholing te volgen.
Voor de minister of zijn gemachtigde beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, te nemen, wordt de rijschooldirecteur, de stagiair, de lesgever of de kantoorverantwoordelijke op de hoogte gebracht van de overweging om een voormelde maatregel te nemen
De rijschooldirecteur, de stagiair, de lesgever of de kantoorverantwoordelijke wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een maand nadat hij de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, een schriftelijk verweer te richten aan de minister of zijn gemachtigde, alsook over de mogelijkheid om door het bestuur gehoord te worden.
De minister of zijn gemachtigde neemt binnen één maand vanaf de datum van de ontvangst van het schriftelijke verweer of vanaf de datum van de hoorzitting of, bij gebrek daaraan, binnen één maand vanaf de datum waarop de periode van een maand na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, is verstreken, een beslissing om een maatregel, vermeld in het eerste lid, al dan niet te nemen.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het vierde lid, wordt de minister of zijn gemachtigde geacht af te zien van de maatregel, vermeld in het eerste lid.