LET OP, dit ontwerp wordt NIET ingevoerd,
dit is een archief tekst.
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor het rijonderricht en de erkende rijscholen.
Titel 4. Het personeel van een filiaal
Hoofdstuk 4. De bijscholing van de personeelsleden
Art. 114.
§1. De houder van een directietoelating volgt gedurende de eerste drie jaar na het behalen van de directietoelating elk jaar minstens 21 uur opleiding over een of meer van de onderwerpen, vermeld in artikel 115.
Na de periode, vermeld in het eerste lid, volgt de houder van een directietoelating elk jaar minstens veertien uur opleiding over een of meer van de onderwerpen, vermeld in artikel 115.
Minstens zeven uur van de opleiding, vermeld in het eerste en tweede lid, heeft betrekking op het onderwerp, vermeld in artikel 115, 4°.
§2. De houder van een lestoelating volgt elk jaar minstens veertien uur opleiding over een of meer van de onderwerpen, vermeld in artikel 115, 1°, 2° en 3°.
§3. De houder van een administratietoelating volgt elk jaar minstens zeven uur opleiding over de kennis van dit besluit voor kantoorverantwoordelijken.
§4. In het kalenderjaar waarin de directietoelating, lestoelating of administratietoelating werd behaald, is de houder van deze toelating vrijgesteld van de verplichting tot jaarlijkse bijscholing die voor deze toelating van toepassing is.
De volgende personeelsleden van een filiaal van een rijschool zijn ook vrijgesteld van de verplichting tot jaarlijkse bijscholing:
1° de personeelsleden die ook werken voor een rijschool die actief is in een ander gewest en die over een of meer geldige getuigschriften beschikken, waaruit blijkt dat ze de bijscholing hebben gevolgd die gevolgd moet worden in het andere gewest volgens de regels die daar gelden voor de toelating die met de directietoelating of de desbetreffende lestoelating in het gewest in kwestie overeenstemt;
2° de personeelsleden die hun diensten verrichten op grond van hoofdstuk 2 van het decreet van 24 februari 2017.
Als de houder van een directietoelating, lestoelating of administratietoelating gedurende een kalenderjaar meer uren opleiding heeft gevolgd dan, naargelang het geval, conform paragraaf 1, eerste of tweede lid, paragraaf 2 of paragraaf 3 vereist, dan mag de houder van een directietoelating, lestoelating of administratietoelating het volgende aantal uren overdragen naar het volgende kalenderjaar:
1° de houder van een directietoelating: gedurende de eerste drie jaar na het behalen van de directietoelating maximaal 21 uur en in de daaropvolgende jaren maximaal veertien uur;
2° de houder van een lestoelating: maximaal veertien uur;
3° de houder van een administratietoelating: maximaal zeven uur.
§5. Dezelfde opleiding mag niet gedurende twee opeenvolgende jaren gevolgd worden.
§6. Als de houder van een directietoelating, lestoelating of administratietoelating gedurende twaalf maanden geen activiteiten heeft verricht in een filiaal van een rijschool en zijn activiteiten hervat, volgt hij voor het lopende jaar nog de opleiding, vermeld in artikel 114.
Art. 115.
De opleiding, vermeld in artikel 114, heeft betrekking hebben op een of meer van de volgende onderwerpen:
1° de aspecten, vermeld in artikel 59, 68 en 96;
2° communicatieve en pedagogische methodieken;
3° de maatregelen tot bevordering van de verkeersveiligheid, de mobiliteit en de veiligheid bij de uitoefening van rijschoolactiviteiten;
4° de organisatorische en wettelijke aspecten van de exploitatie van een rijschool.
Art. 116.
De houder van een directietoelating, lestoelating of administratietoelating kan in geval van overmacht, waarover het bestuur oordeelt, aan het bestuur vragen om uitstel te verlenen om te voldoen aan de verplichting tot jaarlijkse bijscholing, vermeld in artikel 114.
De aanvraag tot uitstel, waarvan het bestuur het model bepaalt, wordt op elektronische wijze bij het bestuur voor 1 december van het lopende jaar ingediend.
Het bestuur brengt de aanvrager binnen één maand nadat het de aanvraag heeft ontvangen, op de hoogte van de beslissing over de aanvraag tot uitstel.
Als een uitstel toegekend wordt, vermeldt het bestuur de termijn waarin de jaarlijkse bijscholing alsnog gevolgd moet worden.
Art. 117.
§1. De opleiding, vermeld in artikel 114, mag niet worden aangeboden zonder dat het bestuur de voormelde opleiding voorafgaandelijk heeft goedgekeurd.
§2. Om de goedkeuring, vermeld in paragraaf 1, te krijgen, dient de opleidingsverstrekker bij het bestuur op elektronische wijze of op papier een aanvraag in, waarvan het bestuur het model bepaalt.
Bij de aanvraag voegt de opleidingsverstrekker al de volgende informatie en documenten:
1° de naam van de opleiding;
2° de gegevens van de opleidingsverstrekker en de docenten;
3° de locatie van de opleiding;
4° het programma van de opleiding met een duidelijke omschrijving van de inhoud van de opleiding;
5° een gedetailleerd tijdschema van de opleiding;
6° het draaiboek van de opleiding;
7° een overzicht van de geplande opleidingsmomenten voor het komende jaar;
8° het minimum- en het maximumaantal deelnemers aan de opleiding.
§3. Het bestuur deelt uiterlijk één maand nadat het de aanvraag heeft ontvangen, aan de opleidingsverstrekker mee of de aanvraag al dan niet volledig is.
Als de aanvraag onvolledig is, behandelt het bestuur de aanvraag pas nadat het de ontbrekende informatie heeft ontvangen.
Het bestuur neemt binnen één maand nadat een volledige aanvraag is ingediend, een beslissing om de opleiding al dan niet goed te keuren.
Het bestuur kan de termijn waarin het zijn beslissing moet nemen, verlengen met één maand. Het bestuur brengt de opleidingsverstrekker daarvan op de hoogte.
Als er geen beslissing wordt genomen binnen de opgelegde termijn, geldt het ontbreken van een beslissing als een beslissing van aanvaarding.
§4. De goedkeuring van de opleiding is geldig voor een kalenderjaar.
§5. Als een opleiding in het volgende kalenderjaar opnieuw wordt gegeven, wordt de opleiding opnieuw conform paragraaf 2 en 3 door het bestuur goedgekeurd.
Art. 118.
§1. De opleidingsverstrekker maakt voor elke georganiseerde opleiding een aanwezigheidslijst op, waarvan het bestuur het model bepaalt.
Op de aanwezigheidslijst worden al de volgende gegevens vermeld:
1° de naam van de opleiding;
2° de datum van de opleiding;
3° het begin- en het einduur van de opleiding;
4° de locatie van de opleiding;
5° de gegevens van de opleidingsverstrekker;
6° de voor- en achternaam van de docent of docenten;
7° de voor- en achternaam van de deelnemers aan de opleiding;
8° de handtekening van de deelnemers, zowel aan het begin als op het einde van de opleiding;
9° de handtekening van de docent of docenten op het einde van de opleiding.
§2. De aanwezigheidslijst wordt binnen vijf werkdagen vanaf de datum van de opleiding op elektronische wijze aan het bestuur bezorgd. Onder werkdag wordt verstaan elke dag, uitgezonderd zaterdag, zondag en feestdag.
Art. 119.
Na afloop van de opleiding, vermeld in artikel 114, reikt de opleidingsverstrekker aan iedereen die de voormelde opleiding gevolgd heeft, een getuigschrift uit, waarvan de minister het model bepaalt.
Als de persoon die de voormelde opleiding wil volgen, niet aanwezig is op het beginuur van die opleiding of vertrekt voor het einde van die opleiding, wordt er geen getuigschrift uitgereikt.
Een afschrift van de getuigschriften, vermeld in het eerste lid, en in artikel 114, §4, tweede lid, 1°, wordt gedurende een periode van drie jaar bijgehouden door het filiaal waar de rijschooldirecteur, de lesgever of de kantoorverantwoordelijke werkt. Als de rijschool verschillende filialen heeft, kunnen de afschriften van de getuigschriften bijgehouden worden in de hoofdzetel van de rijschool nadat het bestuur daarvan op de hoogte is gebracht op de wijze die het bestuur bepaalt.
Als een lesgever of kantoorverantwoordelijke in verschillende rijscholen werkt, houdt elke rijschool waar de lesgever of kantoorverantwoordelijke werkt, gedurende een periode van drie jaar een afschrift bij van de getuigschriften, vermeld in het eerste lid, en in artikel 114, §4, tweede lid, 1°.
Art. 120.
De rijschooldirecteur bezorgt het bestuur uiterlijk op 15 februari een overzicht, waarvan het bestuur het model bepaalt, van de opleidingen die hijzelf, de lesgevers van de filialen en de kantoorverantwoordelijken van de filialen in het voorgaande kalenderjaar hebben gevolgd.
Het bestuur weigert de getuigschriften, vermeld in artikel 119, eerste lid, als de opleiding geen betrekking heeft op de onderwerpen, vermeld in artikel 114, §1, §2 of §3, of als de opleiding niet voorafgaandelijk door het bestuur is goedgekeurd.
Het bestuur weigert de getuigschriften, vermeld in artikel 114, §4, tweede lid, 1°, als de getuigschriften in strijd met de regelgeving in het gewest in kwestie zijn uitgereikt of als de getuigschriften niet langer geldig zijn in het gewest in kwestie.
Het bestuur brengt de rijschooldirecteur, de lesgever of de kantoorverantwoordelijke schriftelijk op de hoogte van de weigering.