<= =>

LET OP, dit ontwerp wordt NIET ingevoerd,
dit is een archief tekst.

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor het rijonderricht en de erkende rijscholen.

Titel 6. De erkenning van de rijschool, het filiaal en het oefenterrein

Hoofdstuk 3. De erkenning van een oefenterrein

Art. 148.

§1. De rijschool die een erkenning van een oefenterrein wil verkrijgen, dient bij het bestuur op elektronische wijze of op papier een aanvraag tot erkenning van een oefenterrein in, waarvan het bestuur het model bepaalt.

§2. Bij de aanvraag geeft de rijschooldirecteur al de volgende informatie op:

1° als de aanvrager een natuurlijke persoon is: de voor- en achternaam, het adres en het ondernemingsnummer van de natuurlijke persoon;

2° als de aanvrager een rechtspersoon is: de maatschappelijke naam, het juridische statuut, het adres van de maatschappelijke zetel en het ondernemingsnummer;

3° de commerciële naam van de rijschool;

4° de voor- en achternaam en het rijksregisternummer van de rijschooldirecteur en de zaakvoerder;

5° het erkenningsnummer van de rijschool;

6° het adres van het oefenterrein waarvoor de rijschool een erkenning wil;

7° de categorieën van motorvoertuigen waarvoor op het oefenterrein praktijkonderricht gegeven zal worden.

§3. Bij de aanvraag worden al de volgende documenten gevoegd:

1° de afmetingen van het oefenterrein;

2° een schema op schaal en foto's van het oefenterrein.

§4. Een aanvraag tot erkenning van een oefenterrein kan alleen behandeld worden als er op het adres van het oefenterrein geen ander oefenterrein erkend is en de retributie, vermeld in artikel 156, eerste lid, is betaald.

De minister of zijn gemachtigde deelt uiterlijk één maand nadat hij de aanvraag heeft ontvangen en de retributie, vermeld in artikel 156, eerste lid, is betaald, aan de rijschooldirecteur mee of de aanvraag al dan niet volledig is.

Als de aanvraag onvolledig is, behandelt de minister of zijn gemachtigde de aanvraag pas nadat hij de ontbrekende informatie heeft ontvangen.

Binnen één maand nadat een volledige aanvraag is ingediend, controleert een inspecteur die de minister of zijn gemachtigde aanwijst of het oefenterrein voldoet aan de voorwaarden, vermeld in titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 2, en maakt daarover een verslag.

De minister of zijn gemachtigde neemt binnen één maand nadat hij het verslag, vermeld in het vierde lid, ontvangen heeft, een beslissing om het oefenterrein al dan niet te erkennen.

De minister of zijn gemachtigde kan de termijn waarin hij zijn beslissing moet nemen, verlengen met één maand. Hij brengt de rijschooldirecteur daarvan op de hoogte.

Als er geen beslissing wordt genomen binnen de opgelegde termijn, geldt het ontbreken van een beslissing als een beslissing van aanvaarding.

Art. 149.

Het bestuur reikt voor elk oefenterrein dat wordt erkend, een bewijs van de erkenning uit, waarvan de minister het model bepaalt, en verleent het oefenterrein een erkenningsnummer.

De erkenning van het oefenterrein wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 150.

De rijschooldirecteur dient een nieuwe aanvraag tot erkenning in bij iedere wijziging in de informatie die is meegedeeld en in de documenten die zijn bezorgd, conform artikel 148, §2 en §3, waarop de erkenning gebaseerd is.

Een nieuwe erkenning van het oefenterrein heeft het verval van de eerdere erkenning tot gevolg.

Art. 151.

Om erkend te blijven, wordt op elk moment voldaan aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit.

Art. 152.

De minister of zijn gemachtigde trekt de erkenning van het oefenterrein in de volgende gevallen in:

1° de erkenning van de rijschool die de erkenning van het oefenterrein heeft verkregen, is ingetrokken;

2° de rijschool die de erkenning van het oefenterrein heeft verkregen, heeft geen rijschooldirecteur na afloop van de termijn, vermeld in artikel 49, derde lid;

3° er wordt vastgesteld dat de rijschool die de erkenning van het oefenterrein heeft verkregen, de rijschoolactiviteiten definitief heeft stopgezet;

4° de rijschool die de erkenning van het oefenterrein heeft verkregen, heeft geen erkend filiaal in het Vlaamse Gewest meer.

Voor de minister of zijn gemachtigde tot intrekking van de erkenning beslist, wordt de rijschooldirecteur of, als er geen rijschooldirecteur is na afloop van de termijn, vermeld in artikel 49, derde lid, de houder van de lestoelating II, III, IV, V of VI, vermeld in artikel 86, §1, 2°, §2, 2°, §3, 2°, §4, 2°, of §5, 2°, of de rijschooldirecteur van een andere rijschool die tijdelijk is belast met de leiding van de filialen, op de hoogte gebracht van de overweging tot intrekking.

De rijschooldirecteur of, als er geen rijschooldirecteur is na afloop van de termijn, vermeld in artikel 49, derde lid, de houder van de lestoelating II, III, IV, V of VI, vermeld in artikel 86, §1, 2°, §2, 2°, §3, 2°, §4, 2°, of §5, 2°, of de rijschooldirecteur van een andere rijschool die tijdelijk is belast met de leiding van de filialen, wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen de maand nadat hij de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, een schriftelijk verweer te richten aan de minister of zijn gemachtigde, alsook over de mogelijkheid om door het bestuur gehoord te worden.

De minister of zijn gemachtigde neemt binnen één maand vanaf de datum van de ontvangst van het schriftelijke verweer of vanaf de datum van de hoorzitting of, bij gebrek daaraan, binnen één maand vanaf de datum waarop de periode van een maand na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, is verstreken, een beslissing om de erkenning van het oefenterrein al dan niet in te trekken.

Bij gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het vierde lid, wordt de minister of zijn gemachtigde geacht af te zien van de intrekking van de erkenning van het oefenterrein.

Art. 153.

De intrekking van de erkenning van het oefenterrein wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.


<= =>

Nieuwe vraag en antwoord.

Editeer vraag en antwoord.