1 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Titel II: Regels voor het gebruik van de openbare weg
Artikel 49. Slepen
49.1. Een motorvoertuig en een gespan mogen slechts één voertuig trekken.
Evenwel :
[ ... ] Opgeheven
een motorfiets met zijspanwagen mag alleen een aanhangwagen trekken indien het zijspanwiel uitgerust is met een rem;
een takelwagen mag een geleed voertuig trekken, uitsluitend om het naar de plaats van herstelling te brengen, wanneer hij beantwoordt aan de bijzondere voorwaarden daartoe bepaald in het technisch reglement van de auto's.
het trekkend voertuig van een langere en zwaardere sleep, die onder de voorwaarden bepaald door de overheden bevoegd voor infrastructuur aan het verkeer deelneemt, mag twee aanhangwagens trekken.
49.2. Deze bepaling geldt niet voor de hierna genoemde slepen, voor zover zij tegen niet meer dan 25 km per uur rijden:
1° slepen van kermisvoertuigen, woonwagens inbegrepen;
2° slepen van voertuigen die door aannemers van werken worden gebezigd en hetzij tussen garage, station of werkterrein, hetzij van het ene werkterrein naar het andere rijden;
3° slepen van landbouwvoertuigen die rijden binnen een straal van 25 km van de hoeve;
4° toeristische miniatuurtreinslepen mits de exploitatie ervan, door de gemeenteoverheid als “openbare ontspanning” wordt toegelaten en zij voldoen aan de voorschriften van de gemeentelijke machtiging;
5° slepen van publiciteitsmaterieel.
De totale lengte van deze slepen mag niet meer dan 25 meter bedragen.
49.3. Het is verboden een motorvoertuig te slepen behalve indien dit voertuig zich niet meer op eigen kracht kan verplaatsen of niet meer alle veiligheidswaarborgen biedt.
49.4.1. De koppeling die een aanhangwagen met het trekkend voertuig verbindt moet overeenstemmen met de voorschriften van de technische reglementen van de auto's of van de bromfietsen en motorfietsen.
49.4.2. Zodra de afstand tussen het voorvlak van een aanhangwagen en het achtervlak van het trekkend voertuig groter is dan 3 meter, moet de koppeling gesignaleerd worden:
als het voertuig niet moet verlicht zijn : door een rode lap;
als het voertuig moet verlicht zijn : door een van ter zijde zichtbaar oranje licht, tenzij de koppeling verlicht is.
Deze bepaling geldt eveneens voor gesleepte voertuigen.
49.5. Noodkoppelingen of de hulpkoppelingen alleen die voorzien zijn in het technisch reglement van de auto's mogen slechts gebruikt worden door de bestuurders van auto's, alleen in geval van overmacht en uitsluitend om, met een snelheid van maximum 25 km per uur, tot op de plaats van herstelling te brengen :
een aanhangwagen waarvan de hoofdkoppeling of de bevestiging ervan niet meer de vereiste veiligheid biedt;
een auto of een vierwieler met motor die zich niet meer op eigen kracht kunnen verplaatsen of die niet alle veiligheidswaarborgen bieden.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de speciale uitrustingen waarmede sommige voertuigen met het oog op het wegslepen zijn voorzien, niet als noodkoppelingen beschouwd.