1 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Titel III. Verkeerstekens
Hoofdstuk III: Wegmarkeringen
Artikel 72. Overlangse markeringen die de rijstroken aanduiden
72.1. Deze wegmarkeringen zijn wit en kunnen bestaan uit :
1° een doorlopende streep;
2° een onderbroken streep;
3° een naast elkaar getrokken doorlopende en onderbroken streep.
372.2. Een doorlopende streep betekent dat het iedere bestuurder verboden is deze te overschrijden.
Bovendien is het verboden links van een doorlopende streep te rijden wanneer deze de twee rijrichtingen scheidt.
72.3. Een onderbroken streep betekent dat het iedere bestuurder verboden is deze te overschrijden, behalve om in te halen, om links af te slaan, om te keren of om van rijstrook te veranderen.
Wanneer de trekken van de onderbroken streep korter zijn en dichter bij elkaar getrokken, kondigen zij het naderen van een doorlopende streep aan.
72.4. Wanneer een doorlopende en een onderbroken streep naast elkaar getrokken zijn, moet de bestuurder alleen rekening houden met de streep die zich aan zijn kant bevindt.
De bestuurders die deze strepen overschreden hebben om in te halen mogen ze evenwel opnieuw overschrijden om hun normale plaats op de rijbaan te hernemen.
72.5. Busstrook.
1° Markering en signalisatie:
Voorbeeld:
Het verkeersbord F17 en één of twee brede witte onderbroken strepen of dambordmarkeringen bestaande uit witte vierkanten bakenen de busstrook af.
De busstrook maakt geen deel uit van de rijbaan.
Witte lichtspijkers mogen de markeringen vervangen ingeval van variabele signalisatie.
2° Toegelaten voertuigen:
Naast de voertuigen van de geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer, mogen er ook rijden, indien de volgende symbolen, woorden of borden zijn aangebracht op het verkeersbord F17 of op een onderbord:
a) voertuigen die gebruikt worden voor het schoolvervoer;
b) taxi's
TAXI
c) fietsen;
d) bromfietsen. De klassen mogen onder het symbool worden aangebracht;
e) motorfietsen;
f) voor het vervoer van passagiers ontworpen en gebouwde voertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend;
g) voertuigen die gebruikt worden voor woon-werkverkeer;
h) voertuigen met ten minste 2, 3 of 4 inzittenden, naargelang van de vermelding;
i) voertuigen die gebruikt worden ter bevordering van duurzame vormen van mobiliteit;
j) voertuigen die gebruikt worden voor het gemeenschappelijk vervoer van personen met een handicap.
De borden bedoeld onder a), g), i) en j) moeten goed zichtbaar op het linkergedeelte vooraan en achteraan op het voertuig aangebracht zijn; ze moeten verwijderd of afgedekt worden wanneer het voertuig niet gebruikt wordt voor deze doeleinden. De borden hebben een zijde van ten minste 40 cm; de achtergrond ervan moet retro-reflecterend zijn.
3° Andere voertuigen.
De andere voertuigen mogen:
a) op de busstrook rijden om omheen een hindernis op de rijbaan te rijden;
b) op de busstrook rijden om van richting te veranderen in de onmiddellijke nabijheid van een kruispunt;
c) de busstrook dwarsen op een kruispunt;
d) de busstrook dwarsen om een eigendom of een parkeerplaats gelegen langsheen de busstrook in te nemen of te verlaten.
72.6. Bijzondere overrijdbare bedding.
1° Markering en signalisatie:
Voorbeeld:
Het verkeersbord F18 en één of twee brede witte doorlopende strepen of dambordmarkeringen bestaande uit witte vierkanten bakenen de bijzondere overrijdbare bedding af.
De bijzondere overrijdbare bedding maakt geen deel uit van de rijbaan.
Witte lichtspijkers mogen de markeringen vervangen ingeval van variabele signalisatie.
De bestuurders die er rijden moeten, in voorkomend geval, de verkeerslichten bedoeld in artikel 62ter opvolgen. Ze moeten bovendien in de toegelaten richtingen voortrijden.
De bestuurders die er rijden moeten, in voorkomend geval, de verkeerslichten bedoeld in artikel 62ter opvolgen. Ze moeten bovendien in de toegelaten richtingen voortrijden.
2° Toegelaten voertuigen:
Naast de voertuigen van de geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer, mogen er ook rijden, indien de volgende symbolen, woorden of borden zijn aangebracht op het verkeersbord F18 of op een onderbord:
a) voertuigen die gebruikt worden voor het schoolvervoer;
b) taxi's
TAXI
c) fietsen;
d) bromfietsen. De klassen mogen onder het symbool worden aangebracht;
e) motorfietsen;
f) voor het vervoer van passagiers ontworpen en gebouwde voertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend;
g) voertuigen die gebruikt worden voor woon-werkverkeer;
h) voertuigen met ten minste 2, 3 of 4 inzittenden, naargelang van de vermelding;
i) voertuigen die gebruikt worden ter bevordering van duurzame vormen van mobiliteit;
j) voertuigen die gebruikt worden voor het gemeenschappelijk vervoer van personen met een handicap.
De borden bedoeld onder a), g), i) en j) moeten goed zichtbaar op het linkergedeelte vooraan en achteraan op het voertuig aangebracht zijn; ze moeten verwijderd of afgedekt worden wanneer het voertuig niet gebruikt wordt voor deze doeleinden. De borden hebben een zijde van ten minste 40 cm; de achtergrond ervan moet retro-reflecterend zijn.
3° Andere voertuigen.
De andere voertuigen mogen:
a) op de bijzondere overrijdbare bedding rijden om omheen een hindernis op de rijbaan te rijden;
b) de bijzondere overrijdbare bedding dwarsen op kruispunten;
c) de bijzondere overrijdbare bedding dwarsen om een eigendom of een parkeerplaats gelegen langsheen de bedding in te nemen of te verlaten.
72.7. Een onderbroken streep met kortere tussenafstanden en langere trekken dan de rijstrookmarkering bedoeld in artikel 72.3, bakent een spitsstrook af.
Vb.