1 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Titel II: Regels voor het gebruik van de openbare weg
Artikel 23. Stilstaan en parkeren
23.1. Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld :
1° Rechts ten opzichte van zijn rijrichting
Indien het een rijbaan is met éénrichtingsverkeer, mag het evenwel langs de ene of langs de andere kant opgesteld worden.
2° Buiten de rijbaan op de gelijkgrondse berm of, buiten de bebouwde kommen, op eender welke berm.
Indien het een berm betreft die de voetgangers moeten volgen, moet langs de buitenkant van de openbare weg een begaanbare strook van ten minste 1,50 meter breed vrijgelaten worden.
Indien de berm niet breed genoeg is, moet het geparkeerd voertuig gedeeltelijk op de berm en gedeeltelijk op de rijbaan opgesteld worden.
Indien er geen bruikbare berm is, moet het geparkeerd voertuig op de rijbaan opgesteld worden.
Indien de berm niet breed genoeg is, moet het stilstaand voertuig opgesteld worden gedeeltelijk op de berm en gedeeltelijk op:
de zijdelingse strook,
de rijbaan indien er geen zijdelingse strook is.
Indien er geen bruikbare berm is, moet het stilstaand voertuig opgesteld worden op:
de zijdelingse strook of;
de rijbaan indien er geen zijdelingse strook is.
23.2. Elk voertuig dat volledig of ten dele op de rijbaan opgesteld is, moet geplaatst worden :
1° zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan;
2° evenwijdig met de rand van de rijbaan, behoudens bijzondere plaatsaanleg;
3° in één enkele file.
Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen evenwel haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden.
23.3. Fietsen, voortbewegingstoestellen en tweewielige bromfietsen moeten buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken, behalve op plaatsen gesignaleerd zoals voorzien in de artikelen 70.2.1.3°.f en 77.5, tweede lid;
De voortbewegingstoestellen die bestemd zijn voor personen met een verminderde mobiliteit mogen altijd buiten de rijbaan en die parkeerzones opgesteld worden.
23.4. Motorfietsen mogen buiten de rijbaan en de parkeerstroken bedoeld in artikel 75.2 opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken.