1 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Titel II: Regels voor het gebruik van de openbare weg
Artikel 59. Allerhande bepalingen
59.1. Elke persoon die meer dan 15 jaar oud is moet zijn identiteitskaart of het als zodanig geldend bewijs vertonen op elk door een bevoegd persoon gedaan verzoek naar aanleiding van een overtreding op de politie van het wegverkeer of van een verkeersongeval.
59.2. [ ... ] Opgeheven
59.3. De door het artikel de artikelen 11.2, 1°, a) en 11.3.1° tot 3° toegelaten maximumsnelheid wordt vermeld op het rechtergedeelte van het achtervlak van het voertuig door een snelheidsplaat waarvan het model bepaald is door de Minister van Verkeerswezen.
59.4. [ ... ] Opgeheven
59.5. [ ... ] Opgeheven
59.6. Onder voorbehoud van de afwijkingen voorzien in artikel 81.5 van dit reglement en in het koninklijk besluit betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen, mag geen enkel voertuig in het verkeer op de openbare weg worden gebracht of gehouden, indien het niet beantwoordt aan de bepalingen van dit reglement, of van de technische reglementen van de auto's of van de bromfietsen en motorfietsen.
59.7. Bij overtreding van de bepalingen van de artikelen 45, 45bis en 46, moet de bestuurder zijn voertuig afladen, uitspannen of bergen in de dichtsbijgelegen plaats, zoniet zal het voertuig opgehouden worden.
Dit is ook het geval bij overtreding van de bepalingen van het technisch reglement van de auto's betreffende het hoogste toegelaten gewicht of het gewicht in beladen toestand van de voertuigen.
59.8. De bepalingen van artikel 8.2.1°, 2° en 3° gelden niet voor de militairen in dienst.
59.9. [ ... ] Opgeheven
59.10. Voor zover de behoeften van de dienst of van hun opdracht het rechtvaardigen, gelden de bij artikel 21 voorgeschreven regels voor toelating en verkeer op autosnelwegen niet :
1° voor de ambtenaren en beambten belast met een opdracht van politie, van toezicht of van beheer van de autosnelweg en voor de bestuurders van het materieel van de administratie.
2° voor de aannemers, de vergunninghouders en de concessiehouders, voor de leden van hun personeel, en voor de bestuurders van het materieel van voormelde personen, gemachtigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het beheer van de autosnelwegen behoort of door zijn gemachtigde.
59.11. De bepalingen van de artikelen 7.1, 9.3, 10.1, 10.2, 11, 23, 24, 25.1, 46 en 49.1 gelden niet voor de voertuigen van de administratie die dienen voor het toezicht, de controle en het onderhoud van het wegennet, als zij onverenigbaar zijn met de aard of met de tijdelijke of vaste aanwending van het voertuig.
59.12. De bepalingen van artikel 7.1 gelden niet voor het rijkswacht-, politie- en douanepersoneel wanneer hun opdracht het rechtvaardigt.
59.13. De bepalingen van artikel 11 en artikel 22 quater gelden niet voor de voertuigen gebruikt door bevoegde personen noch voor prioritaire voertuigen wanneer een dringende opdracht het rechtvaardigt.
In die gevallen moeten de bestuurders van deze voertuigen evenmin de snelheidsbeperking opgelegd door het verkeersbord C43, in voorkomend geval met zonale geldigheid conform artikel 65.5, in acht nemen.
59.14. De bepalingen van artikelen 40bis en 41 gelden niet voor de prioritaire voertuigen wanneer hun dringende opdracht het rechtvaardigt.
59.15. De bepalingen van de artikelen 43ter, 44.3, 46, 49.1, 49.4.1 en 81.5 gelden niet voor de voertuigen van de federale politie en lokale politie en van de krijgsmacht, als zij onverenigbaar zijn met de aard of met de tijdelijke of vaste aanwending van het voertuig.
59.16. De bepaling van artikel 81.4.5. geldt niet voor de voertuigen van de krijgsmacht.
59.17. De bepaling van artikel 30.3.5° geldt niet tijdens maneuvers voor afdelingen van militaire kolonnes bestaande uit een op mars zijnde troep. In dat geval bepaalt de Minister van Landsverdediging of zijn gemachtigde welke voorzorgen de militaire overheden moeten nemen om de veiligheid van het verkeer te verzekeren.
59.18. De bepaling van artikel 44.3. geldt niet voor de bestuurders van de voertuigen van de brandweer, de wegreinigingsdienst en van het korps burgerlijke veiligheid.
59.19. De organisators van wielerwedstrijden en van niet gemotoriseerde sportwedstrijden of -competities, die toegelaten zijn overeenkomstig artikel 9 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, wijzen de signaalgevers aan die elke betrokken burgemeester nodig acht voor het verzekeren van de veiligheid op de plaatsen welke hij op het parcours aangeeft.
De signaalgevers moeten tenminste achttien jaar oud zijn. Zij dragen om de linkerarm een band met, horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, het woord "signaalgever".
59.20. Artikel 42 geldt niet voor de deelnemers aan een wandel- of loopwedstrijd.
59.21. De opzichters bedoeld in artikel 40bis1.2° moeten ten minste 18 jaar oud zijn en gemachtigd zijn door de burgemeester van de gemeente waar zij hun taak uitoefenen, na een gepaste opleiding door de gemeentelijke politie of rijkswacht. Zij dragen om de linkerarm een band met, horizontaal, de nationale kleuren en, in zwarte letters op de gele strook, de naam van de gemeente.