4 MEI 2007. - Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D, D+E.
Titel II. De vakbekwaamheid
Hoofdstuk 2. Het bewijs van vakbekwaamheid
Afdeling 4. Verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid
Artikel 12
De overheid bedoeld in artikel 8, § 2 verleent of verlengt het bewijs van vakbekwaamheid op basis van de getuigschriften van nascholing, afgeleverd door een opleidingscentrum in één van de Lidstaten van de Europese Unie of door de bevoegde autoriteiten van één van de Lidstaten van de Europese Unie. De betrokkene levert in dit geval het bewijs dat hij overeenkomstig artikel 3, § 4, derde lid dit getuigschrift van nascholing in een andere lidstaat van de Europese Unie kon bekomen.
Artikel 13
§ 1. De geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid wordt, ook wanneer de geldigheidsduur ervan verstreken is, verlengd voor een periode van vijf jaar door de overheid bedoeld in artikel 8, § 2 indien de bestuurder aantoont dat hij ten minste 35 kredietpunten heeft verworven door het volgen van naschoolse vorming binnen een periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de verlenging. Op het ogenblik van de verlenging worden 35 kredietpunten in mindering gebracht op het kredietpuntensaldo.
§ 2. De geldigheidsduur van het oorspronkelijke bewijs van vakbekwaamheid van de bestuurder die slaagt voor het examen bedoeld in artikel 43 van dit besluit, wordt verlengd zodanig dat de geldigheidsduur van het oorspronkelijke bewijs van vakbekwaamheid wordt afgestemd op de geldigheidsduur van het aanvullende bewijs van vakbekwaamheid.
§ 3. De verlenging van de geldigheidsduur van het bewijs van vakbekwaamheid wordt toegekend voor elke categorie waarvoor de bestuurder over een getuigschrift van basiskwalificatie beschikt of daarvan overeenkomstig artikel 5 is vrijgesteld.
Artikel 13/1
§ 1. De personen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 4, tweede lid, in België nascholing hebben gevolgd voor het besturen van een voertuig van groep 2 en die niet beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, kunnen een kwalificatiekaart bestuurder verkrijgen waarvan het model bepaald is in bijlage 3, als het land waarin zij hun verblijfplaats hebben de getuigschriften van nascholing bedoeld in artikel 45 niet erkent.
Het rijbewijs voor de voertuigcategorie in kwestie waarvan de personen, vermeld in het eerste lid, houder zijn, moet nog geldig zijn.
§ 2. De personen bedoeld in paragraaf 1 vragen op elektronische wijze de verlenging van het bewijs van vakbekwaamheid aan bij het Departement.
De bestuurder levert het bewijs dat hij de nascholing in België kon volgen.
Het model van het formulier voor verlengingsaanvraag wordt bepaald door het Departement.
§ 3. De minister of zijn gemachtigde reikt de kwalificatiekaart bestuurder bedoeld in paragraaf 1 uit aan de aanvrager.
§ 4. Er is een vergoeding verschuldigd van 20 euro voor de uitreiking van de kwalificatiekaart bestuurder bedoeld in paragraaf 1.
De minister kan het in de eerste lid bepaald bedrag aanpassen aan de schommelingen van de index van de consumptieprijzen. In dit geval vermenigvuldigt hij het bedrag met het indexcijfer van de voorbijgaande maand en deelt het product door het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand juni 2014. In voorkomend geval verhoogt hij het resultaat met maximum 0,5 euro of verlaagt hij het met maximum 0,49 euro om een eenheid te bekomen. De aangepaste bedragen treden in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand gedurende dewelke ze in het Belgisch Staatsblad werden gepubliceerd.
§ 5. Op het moment van de uitreiking van de kwalificatiekaart bedoeld in paragraaf 1, worden 35 kredietpunten afgetrokken van het kredietpuntensaldo.
Artikel 13, § 3, wordt van toepassing.