4 MEI 2007. - Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D, D+E.
Titel III. Examens
Hoofdstuk 3. Examens
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Artikel 26
§ 1. Elke kandidaat-bestuurder legt de hierna bepaalde examens af in het voor hem toegankelijke examencentrum van zijn keuze.
§ 2. De kandidaat voor het theoretisch examen rijbewijs geldig voor de voertuigen van groep 2 dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het praktisch examen rijbewijs geldig voor de voertuigen van groep 2 dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
De kandidaat voor het theoretisch examen basiskwalificatie dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 30.
De kandidaat voor het praktisch examen basiskwalificatie dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 32, 33 en 34.
De kandidaat voor het gecombineerd theoretisch examen dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 37.
De kandidaat voor het gecombineerd praktisch examen dient te voldoen aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 39, 40 en 41 van dit besluit.
§ 3. De bestuurder die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid C, kan een bewijs van vakbekwaamheid D verkrijgen door het afleggen van een aanvullend examen zoals bepaald in artikel 43.
De bestuurder die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid D, kan een bewijs van vakbekwaamheid C verkrijgen door het afleggen van een aanvullend examen zoals bepaald in artikel 43.
§ 4. Elke kandidaat voor het examen basiskwalificatie, voor het gecombineerd examen of voor het aanvullend examen basiskwalificatie, zoals bepaald in dit hoofdstuk, moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de kandidaat moet een rijbewijs voorleggen dat geldig is voor :
de categorie B wanneer het gaat om een kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie C1, C, D1 of D; deze bepaling is niet van toepassing op de kandidaat bedoeld in artikel 4, 7° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
het besturen van het overeenstemmend trekkend voertuig wanneer het gaat om een kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie C1+E, C+E, D1+E of D+E; deze bepaling is niet van toepassing op de kandidaat bedoeld in artikel 4, 7° en 15° van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
Het rijbewijs mag evenwel vervangen worden door een attest afgegeven door de griffier van de rechtbank waar het rijbewijs bewaard wordt in toepassing van artikel 69 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs;
2° de kandidaat mag niet vervallen zijn van het recht om een motorvoertuig van groep 2 te besturen en moet geslaagd zijn voor de onderzoeken die eventueel krachtens artikel 38 van de wet worden opgelegd;
3° de kandidaat moet voldoen aan de bepalingen van artikel 42 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
4° als het examen wordt afgelegd in een examencentrum als vermeld in artikel 25 van het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs, voldoet de kandidaat aan al de volgende voorwaarden:
a) de kandidaat is niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten van het afleggen van een examen;
b) de kandidaat biedt zich aan met een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur die niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten is van het begeleiden van kandidaten tijdens een examen.
Artikel 27
§ 1. Een kandidaat die het Nederlands niet machtig is, kan het theoretische examen met behulp van een audiovertaling afleggen.
In afwijking van het eerste lid kan een kandidaat die het Nederlands niet machtig is, bij het afleggen van het onderdeel mondelinge proef bijgestaan worden door een tolk voor de talen Frans, Duits of Engels, die hij onder de beëdigde vertalers kiest. De tolk wordt in alle gevallen door de kandidaat vergoed en mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
Kandidaten hebben recht op redelijke aanpassingen waarin het examencentrum voorziet. Kandidaten met een gehoorhandicap, namelijk dove of slechthorende kandidaten, kunnen zich laten bijstaan door een beëdigd doventolk die het examencentrum aanwijst, onverminderd de eventuele toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 houdende de vaststelling van overkoepelende regels voor het centraal tolkenbureau voor de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De tolk mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
In het geval, vermeld in het derde lid, mogen de examens derwijze georganiseerd worden dat meerdere kandidaten die eenzelfde taal spreken en verstaan, kunnen samengebracht worden.
In de gevallen, vermeld in het tweede en het derde lid, mag het examen niet meer dan twee maanden na de inschrijving plaatsvinden.
§ 2. Een kandidaat die het Nederlands niet machtig is, mag het praktische examen afleggen, bijgestaan door een tolk voor de talen Frans, Duits of Engels die door hem onder de beëdigde vertalers wordt gekozen. De tolk wordt in alle gevallen door de kandidaat vergoed en mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
Kandidaten hebben recht op redelijke aanpassingen waarin het examencentrum voorziet. Kandidaten met een gehoorhandicap, namelijk dove of slechthorende kandidaten, kunnen zich laten bijstaan door een beëdigd doventolk die het examencentrum aanwijst, onverminderd de eventuele toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 houdende de vaststelling van overkoepelende regels voor het centraal tolkenbureau voor de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De tolk mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
§ 3. De kandidaten waarvan het mentale of intellectuele vermogen of de graad van alfabetisme ontoereikend is, kunnen, op hun verzoek, de theoretische examens afleggen in een speciale zitting waarvan de nadere regels goedgekeurd zijn door de Minister of zijn gemachtigde. Het examen mag niet meer dan twee maanden na de inschrijving plaatshebben.
De betrokkene levert het bewijs dat hij zich in één van deze gevallen bevindt door het overleggen van een getuigschrift of attest van een psychisch-medisch-sociaal centrum, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een instituut voor buitengewoon onderwijs, een centrum voor observatie of begeleiding of een centrum voor beroepsoriëntering.
§ 4. De kandidaten die ten minste vijfmaal niet slaagden voor één van de hierna vermelde theoretische examens kunnen eveneens, op hun verzoek, dit examen in een speciale zitting afleggen. Het examen mag niet meer dan twee maanden na de inschrijving plaatshebben.
§ 5. Dit artikel is alleen van toepassing op de examens afgelegd in een examencentrum zoals bedoeld in artikel 22, eerste lid.