11 MEI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
TITEL II. BREVETTEN VAN BEROEPSBEKWAAMHEID
Hoofdstuk I. Algemeenheden
Artikel 24
Er bestaan vijf brevetten van beroepsbekwaamheid van het leidende en onderwijzende personeel van de rijscholen.
Het brevet I verleent toegang tot de functies van rijschooldirecteur en adjunct-rijschooldirecteur.
Het brevet II verleent toegang tot de functie van instructeur, die met het praktische onderricht voor het besturen van voertuigen van de categorie B en G belast wordt.
Het brevet III verleent toegang tot de functie van instructeur, die met het theoretische onderricht belast wordt.
Het brevet IV verleent toegang tot de functie van instructeur, die met het praktische onderricht voor het besturen van voertuigen van de categorie AM, A1, A2 en A belast wordt.
Het brevet V verleent toegang tot de functie van instructeur, die met het praktische onderricht voor het besturen van voertuigen van de categorie B+E, C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D en D+E belast wordt.
Artikel 25
De brevetten worden uitgereikt:
1° hetzij na het slagen voor de in hoofdstuk II bepaalde examens en na het vervullen van de in hoofdstuk III bepaalde stage;
2° hetzij conform de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties.
Indien de begunstigde van de erkenning van beroepskwalificaties niet kan bewijzen dat hij beschikt over de talenkennis zoals vereist op grond van artikel 25 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van de EG-beroepskwalificaties, dan legt hij een talentest af waaruit moet blijken dat hij beschikt over voldoende kennis van het Nederlands om rijopleidingen te mogen geven.
Deze test bestaat uit een gesprek met de voorzitter of de ondervoorzitter van de examencommissie bedoeld in artikel 34.