23 MAART 1998. - Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
Titel III. Het rijbewijs
Hoofdstuk IV. Examens
Afdeling 5. Praktisch examen
Artikel 33
Het in artikel 23 § 1, 2° en 38 van de wet bepaalde praktische examen bestaat uit de in bijlage 5 opgesomde proeven.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de categorie waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd.
Het examen wordt beoordeeld op de in bijlage 5 aangeduide wijze.
De inschrijving voor het praktische examen gebeurt volgens de regels en op de wijze goedgekeurd door de Vlaamse minister of zijn gemachtigde.
Artikel 34
Een kandidaat die voldoet aan al de volgende voorwaarden, kan tot het praktische examen worden toegelaten:
1° de kandidaat is sinds minder dan drie jaar geslaagd voor het theoretische examen of is daarvan vrijgesteld;
2° de kandidaat heeft de minimumleeftijd voor het behalen van een rijbewijs, vermeld in artikel 18 en 19, bereikt;
3° de kandidaat is niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten van het afleggen van een examen;
4° de kandidaat biedt zich aan met een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur die niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten is van het begeleiden van kandidaten tijdens een examen.
Het praktisch examen kan op zijn vroegst één maand na de afgifte van het voorlopige rijbewijs model 3 plaatsvinden.
Artikel 35
Om toegelaten te worden tot het praktische examen voor het behalen van een rijbewijs geldig voor de categorie AM, B+E of G, legt de kandidaat voor :
1° 1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1;
2° een van de hierna opgesomde documenten :
a) het bewijs dat de kandidaat geslaagd is voor het theoretische examen van de categorie waarvoor hij het praktische examen aflegt, of dat hij daarvan vrijgesteld is.
Met uitzondering van de kandidaat voor een rijbewijs voor categorie G legt de kandidaat hetzij een getuigschrift van praktisch onderricht voor dat afgegeven is door een rijschool, hetzij het bewijs dat hij is vrijgesteld van scholing.
De kandidaat legt bovendien de verklaring, vermeld in artikel 41, § 1, voor, in voorkomend geval samen met, naargelang het geval, een of twee van de attesten, vermeld in artikel 41, § 2 en § 3, of in artikel 45, tweede lid;
b) het nog geldige voorlopige rijbewijs. Het voorlopige rijbewijs is, in voorkomend geval, vergezeld van een getuigschrift van onderricht dat bewijst dat de lesuren voorgeschreven na twee mislukkingen gevolgd zijn.
c) [ ... ] Opgeheven
d) [ ... ] Opgeheven
3° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt, behalve als het examenvoertuig een speedpedelec is.
4° het inschrijvingsbewijs van het voertuig en het groene keuringsbewijs van het voertuig als dat onderworpen is aan de technische controle en, in voorkomend geval, van de aanhangwagen;
5° in voorkomend geval, de documenten voorgeschreven in 3° en 4° voor het voertuig van de categorie B, bedoeld in artikel 39, § 4;
6° [ ... ] Opgeheven.
7° het Belgische of Europese rijbewijs, geldig voor de categorie B of voor een gelijkwaardige categorie, indien het een kandidaat betreft voor een rijbewijs geldig voor de categorie B+E;
8° in voorkomend geval, het Belgische of Europese rijbewijs van de begeleider, geldig voor het besturen van het voertuig waarmee het praktische examen plaats heeft of van de bestuurder van het voertuig van de categorie B, bedoeld in het artikel 39, § 4, alsook een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1
Artikel 35/1
Om toegelaten te worden tot de proef op een terrein buiten het verkeer van het praktisch examen voor het behalen van een rijbewijs geldig voor de categorie A1, A2 of A, legt de kandidaat voor:
1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1;
2° één van de hierna opgesomde documenten:
a) het getuigschrift van praktisch onderricht afgegeven door een rijschool dat bewijst dat de kandidaat de opleiding bedoeld in artikel 15, tweede lid, 4°/1, gevolgd heeft of het bewijs dat hij is vrijgesteld van scholing;
b) [ ... ] Opgeheven.
c) [ ... ] Opgeheven
d) als het gaat om een kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie A of A2 die houder is van een rijbewijs geldig voor respectievelijk de categorie A2 of A1, afgegeven sinds ten minste twee jaar:
als deze kandidaat, houder van een rijbewijs voor de categorie A2 of A1 waarop de code 78 voorkomt, een rijbewijs geldig voor respectievelijk de categorie A of A2 zonder de vermelding van deze code wenst te bekomen, het getuigschrift van praktisch onderricht, afgegeven door een rijschool, dat bewijst dat hij de opleiding bedoeld in artikel 15, tweede lid, 3°, a), gevolgd heeft;
in de andere gevallen, het getuigschrift van praktisch onderricht, afgegeven door een rijschool, dat bewijst dat de kandidaat de opleiding bedoeld in artikel 15, tweede lid, 2°, c), gevolgd heeft;
3° het bewijs dat de kandidaat geslaagd is voor het theoretische examen van de categorie waarvoor hij het praktische examen aflegt, of dat hij daarvan vrijgesteld is. De kandidaat legt bovendien de verklaring, vermeld in artikel 41, § 1, voor, in voorkomend geval samen met, naargelang het geval, een of twee van de attesten, vermeld in artikel 41, § 2 en § 3, of in artikel 45, tweede lid;
4° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
5° het inschrijvingsbewijs van het voertuig en het groene keuringsbewijs van het voertuig als dat onderworpen is aan de technische controle;
6° als de kandidaat al minstens tweemaal niet geslaagd is voor de proef buiten het verkeer van het praktisch examen, het bewijs dat de kandidaat de opleiding, bedoeld in artikel 15, tweede lid, 1°, c), heeft gevolgd na de tweede mislukking.
Om te worden toegelaten tot de proef op de openbare weg voor het behalen van een rijbewijs geldig voor de categorie A1, A2 of A, legt de kandidaat voor:
1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1;
2° één van de hierna opgesomde documenten:
a) het getuigschrift van praktisch onderricht afgegeven door een rijschool dat bewijst dat de kandidaat de opleiding bedoeld in artikel 15, tweede lid, 1°/2, gevolgd heeft of het bewijs dat hij is vrijgesteld van scholing;
b) [ ... ] Opgeheven.
c) het nog geldige voorlopig rijbewijs;
d) [ ... ] Opgeheven
e) als het gaat om een kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie A of A2 die houder is van een rijbewijs geldig voor respectievelijk de categorie A2 of A1, afgegeven sinds ten minste twee jaar:
als deze kandidaat, houder van een rijbewijs voor de categorie A2 of A1 waarop de code 78 voorkomt, een rijbewijs geldig voor respectievelijk de categorie A of A2 zonder de vermelding van deze code wenst te bekomen, het getuigschrift van praktisch onderricht, afgegeven door een rijschool, dat bewijst dat hij de opleiding bedoeld in artikel 15, tweede lid, 3°, a), gevolgd heeft;
in de andere gevallen, het getuigschrift van praktisch onderricht, afgegeven door een rijschool, dat bewijst dat de kandidaat de opleiding bedoeld in artikel 15, tweede lid, 2°, c), gevolgd heeft;
3° het bewijs dat de kandidaat geslaagd is voor het theoretische examen van de categorie waarvoor hij het praktische examen aflegt, of dat hij daarvan vrijgesteld is. De kandidaat legt bovendien de verklaring, vermeld in artikel 41, § 1, voor, in voorkomend geval samen met, naargelang het geval, een of twee van de attesten, vermeld in artikel 41, § 2 en § 3, of in artikel 45, tweede lid.
4° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
5° het inschrijvingsbewijs van het voertuig en het groene keuringsbewijs van het voertuig als dat onderworpen is aan de technische controle;
6° de documenten voorgeschreven in 4° en 5° voor het voertuig van de categorie B, A2 of A, bedoeld in artikel 39, § 4;
7°als de kandidaat al minstens tweemaal niet geslaagd is voor de proef op de openbare weg van het praktisch examen, het bewijs dat de kandidaat de opleiding, bedoeld in artikel 15, tweede lid, 1°, g), heeft gevolgd na de tweede mislukking.
Artikel 36
Om toegelaten te worden tot het praktische examen voor het behalen van een rijbewijs geldig voor de categorie C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D of D+E legt de kandidaat voor:
1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1;
2° het Belgische of Europese rijbewijs, geldig voor ten minste de categorie B of voor een gelijkwaardige categorie. De kandidaat voor het rijbewijs, geldig voor de categorie C1+E, C+E, D1+E of D+E legt het Belgische of Europese rijbewijs voor, geldig voor het besturen van het trekkende voertuig, behalve als het gaat over een in artikel 4, 15° bedoelde kandidaat.
Het rijbewijs mag evenwel vervangen worden door een attest afgegeven door de griffier van de rechtbank waar het rijbewijs bewaard wordt in toepassing van artikel 69;
3° een van de hierna opgesomde documenten :
a) het bewijs dat de kandidaat geslaagd is voor het theoretische examen van de categorie waarvoor hij het praktische examen aflegt, of dat hij daarvan vrijgesteld is.
De kandidaat legt bovendien het attest, vermeld in artikel 44, § 5, voor, behalve als de kandidaat houder is van een geldig rijbewijs waarvoor al een attest is voorgelegd om dat rijbewijs te behalen;
b) het nog geldige voorlopige rijbewijs.
Het voorlopige rijbewijs is, in voorkomend geval, vergezeld van een bewijs dat de lesuren, voorgeschreven in artikel 15, tweede lid, 2°, a), gevolgd zijn;
c) een getuigschrift van praktisch onderricht dat afgegeven is door een rijschool, het bewijs dat hij is vrijgesteld van scholing, of het attest waarin bevestigd wordt dat de kandidaat de opleiding, vermeld in artikel 4, 4°, 5°, 7°, 8° of 15°, heeft gevolgd;
4° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
5° het inschrijvingsbewijs van het voertuig en, in voorkomend geval, van de aanhangwagen;
6° het groene keuringsbewijs van het voertuig, als dit onderworpen is aan de technische controle en, in voorkomend geval, van de aanhangwagen;
7° in voorkomend geval, het Belgische of Europese rijbewijs van de begeleider, geldig voor het besturen van het voertuig waarmee het praktische examen wordt afgelegd alsook een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1.
Artikel 37
Om toegelaten te worden tot het praktische examen met het oog op de opheffing van de code 78 of het plaatsen van de code 96 die voorkomt op zijn rijbewijs, legt de kandidaat voor :
1° een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1;
2° een van de hierna opgesomde documenten :
a) het bewijs dat de kandidaat geslaagd is voor het theoretische examen van de categorie waarvoor hij het praktische examen aflegt, of dat hij daarvan vrijgesteld is.
De kandidaat voor het rijbewijs voor categorie A1, A2, A, B of B+E legt de verklaring, vermeld in artikel 41, § 1, voor, in voorkomend geval samen met, naargelang het geval, een of twee van de attesten, vermeld in artikel 41, § 2 en § 3, of in artikel 45, tweede lid.
De kandidaat voor het rijbewijs voor categorie C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D of D+E legt het attest, vermeld in artikel 44, § 5, voor, behalve als hij houder is van een geldig rijbewijs waarvoor hij al een attest heeft voorgelegd om dat rijbewijs te behalen;
b) het nog geldige voorlopige rijbewijs.
Het voorlopige rijbewijs is, in voorkomend geval, vergezeld van een getuigschrift van onderricht dat bewijst dat de lesuren, voorgeschreven in artikel 15, tweede lid, 1°, e), gevolgd zijn;
c) een getuigschrift van praktisch onderricht dat afgegeven is door een rijschool, het bewijs dat hij is vrijgesteld van scholing, of het attest waarin bevestigd wordt dat de kandidaat de opleiding, vermeld in artikel 4, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9° of 15°, heeft gevolgd;
3° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
4° het inschrijvingsbewijs van het voertuig;
5° het groene schouwingsbewijs van het voertuig indien dit is onderworpen aan de technische controle;
6° in voorkomend geval, de documenten voorgeschreven in 3°, 4° en 5° voor het voertuig van de categorie B, bedoeld in artikel 39, § 4;
7° een van de volgende documenten :
het Belgische of Europese rijbewijs waarvan hij houder is, met de code 78 waarvan hij de opheffing wil;
het Belgische of Europese rijbewijs geldig voor de categorie B waarvan hij houder is, indien hij code 96 erbij wil;
8° in voorkomend geval, het Belgische of Europese rijbewijs van de begeleider, geldig voor het besturen van het voertuig waarmee het praktische examen plaats heeft of van de bestuurder van het voertuig van de categorie B, bedoeld in artikel 39, § 4, alsook een bewijs dat hij voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1;
Artikel 38
§1. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie AM legt het praktische examen af met een bromfiets klasse B.
De voertuigen met meer dan twee wielen dienen uitgerust te zijn met een achteruitrijstand.
Het praktische examen mag niet afgenomen worden met een driewielige bromfiets met twee wielen die op dezelfde as zijn gemonteerd en waarvan de afstand tussen de middens van de contactvlakken van de wielen met de grond kleiner is dan 0,46 m.
De kandidaat die het examen met een bromfiets met een maximumsnelheid van meer dan 25 km/uur aflegt, is uitgerust met een bromfietshelm.
De kandidaat die het examen met een speedpedelec aflegt, is uitgerust met een bromfietshelm of een fietshelm.
§2. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie A1 legt het praktisch examen af met een motorfiets van de categorie A1 zonder zijspan, met een maximumvermogen van 11 kW, en een vermogen/gewichtsverhouding van minder dan 0,1 kW per kg, die een snelheid van ten minste 90 km per uur kan bereiken. De cilinderinhoud van een verbrandingsmotor bedraagt minstens 115 cm³. De vermogen/gewichtsverhouding van een motorfiets met elektrische motor bedraagt minstens 0,08 kW/kg.
De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie A2 legt het praktisch examen af met een motorfiets zonder zijspan, met een vermogen van ten minsten 20 kW en ten hoogste 35 kW en een vermogen/gewichtsverhouding van hoogstens 0,2 kW/kg. De cilinderinhoud van een verbrandingsmotor bedraagt minstens 245 cm³. De vermogen/gewichtsverhouding van een motorfiets met elektrische motor bedraagt minstens 0,15 kW/kg.
De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie A legt het praktische examen af met een motorfiets zonder zijspan, met een ledige massa van meer dan 175 kg en een vermogen van minstens 50 kW. De cilinderinhoud van een verbrandingsmotor bedraagt minstens 595 cm³. De vermogen/gewichtsverhouding van een motorfiets met elektrische motor bedraagt minstens 0,25 kW/kg.
De kandidaat is uitgerust met een motorhelm, handschoenen, een vest met lange mouwen en een lange broek of een overall, alsook laarzen of bottines die de enkels beschermen.
De kandidaat die de opleiding, bedoeld in artikel 15, tweede lid, 3°, a) gevolgd heeft, legt het examen af met een voertuig dat uitgerust is met een handschakeling.
§3. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie B legt het praktische examen af met een vierwielig voertuig van deze categorie met ten minste drie plaatsen, voorzien van een cabine, dat op een horizontale weg een snelheid van ten minste 100 km/u bereikt.
Het voertuig moet met veiligheidsgordels uitgerust zijn.
§ 3bis. De kandidaat die code 96 erbij wil behalen voor de categorie B, legt het praktische examen af met een samenstel met een maximale toegelaten massa van meer dan 3.500 kg en ten hoogste 4.250 kg, bestaande uit een voertuig van de categorie B dat voldoet aan de voorwaarden in § 3, en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van meer dan 750 kg.
§4. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie B + E legt het praktische examen af met een samenstel bestaande uit een voertuig van de categorie B, dat beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in § 3, en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van ten minste 1.000 kg en met een lengte van ten minste 9 m, en dat niet onder de categorie B valt en op een horizontale weg een snelheid van ten minste 100 km/u bereikt.
De laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als het trekkende voertuig. De gesloten opbouw mag ook lichtjes minder breed zijn dan het trekkende voertuig, zolang het zicht naar achteren alleen door middel van de buitenspiegels van het trekkende voertuig mogelijk is.
De feitelijke totale massa van de aanhangwagen moet minimaal 800 kg bedragen.
De eventuele lading mag niet bestaan uit ADR producten, noch uit levende dieren of uit producten die misselijkheid veroorzaken. De lading moet degelijk vastgemaakt zijn. De examinator kan, zo nodig, overgaan tot een weging van het samenstel.
§5. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie C legt het praktische examen af met een voertuig behorend tot de categorie C, waarvan de maximale toegelaten massa ten minste 12.000 kg, de lengte ten minste 8 m en de breedte ten minste 2,40 m bedraagt en dat op een horizontale weg een snelheid van ten minste 80 km/u. bereikt.
Het voertuig moet uitgerust zijn met ABS, met een versnellingsbak waarbij de versnelling manueel door de bestuurder kan worden gekozen en met een controleapparatuur als bedoeld in de Verordening (EEG) nr. 3821/85.
De laadruimte moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als de cabine en die de volledige laadvloer bedekt.
De feitelijke totale massa van het voertuig moet minimaal 10.000 kg bedragen.
Het voertuig moet een lading hebben met een gewicht dat minstens gelijk is aan de helft van het nuttige laadvermogen van het voertuig. De lading mag niet bestaan uit ADR producten, noch uit levende dieren of uit producten die misselijkheid veroorzaken. De lading moet degelijk vastgemaakt zijn. De examinator kan, zo nodig, overgaan tot een weging van het voertuig.
§6. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie C + E legt het praktische examen af met een geleed voertuig of een samenstel bestaande uit een voertuig van de categorie C, dat beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in § 5, en een aanhangwagen van ten minste 7,5 m lang.
Het gelede voertuig of samenstel moet een maximaal toegelaten massa van ten minste 20.000 kg hebben, ten minste 14 m lang en ten minste 2,40 m breed zijn en op een horizontale weg een snelheid van ten minste 80 km/u. bereiken.
Het gelede voertuig of samenstel moet uitgerust zijn met ABS, met een versnellingsbak waarbij de versnelling manueel door de bestuurder kan worden gekozen en met een controleapparatuur als bedoeld in de Verordening (EEG) nr. 3821/85.
De laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als het trekkende voertuig. De gesloten opbouw mag ook lichtjes minder breed zijn dan het trekkende voertuig, zolang het zicht naar achteren alleen door middel van de buitenspiegels van het trekkende voertuig mogelijk is.
De feitelijke totale massa van het gelede voertuig of het samenstel moet minimaal 15.000 kg bedragen.
Het gelede voertuig of het samenstel moet een lading hebben met een gewicht dat minstens gelijk is aan de helft van het nuttige laadvermogen van het gelede voertuig of van het samenstel. De lading mag niet bestaan uit ADR producten, noch uit levende dieren of uit producten die misselijkheid veroorzaken.
De lading moet degelijk vastgemaakt zijn en, in voorkomend geval, verdeeld zijn over het trekkende voertuig en de aanhangwagen. De examinator kan, zo nodig, overgaan tot een weging van het voertuig of het samenstel.
§7. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie D legt het praktische examen af met een voertuig behorend tot de categorie D, dat ten minste 10 m lang en ten minste 2,40 m breed is en op een horizontale weg een snelheid van ten minste 80 km/u. bereikt.
Het voertuig moet uitgerust zijn met ABS en met een controleapparatuur als bedoeld in de Verordening (EEG) nr. 3821/85.
§8. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie D + E legt het praktische examen af met een samenstel, bestaande uit een voertuig van de categorie D, dat beantwoordt aan de in § 7 voorgeschreven voorwaarden en een aanhangwagen met een maximaal toegelaten massa van ten minste 1.500 kg. Het samenstel heeft een breedte van ten minste 2,40 m en een lengte van ten minste 14 m en op een horizontale weg een snelheid van ten minste 80 km/u. bereikt.
De laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste 2 m breed en 2 m hoog is.
De feitelijke totale massa van de aanhangwagen moet minimaal 800 kg bedragen.
De eventuele lading mag niet bestaan uit ADR producten, noch uit levende dieren of uit producten die misselijkheid veroorzaken. De lading moet degelijk vastgemaakt zijn. De examinator kan, zo nodig, overgaan tot een weging van het voertuig of het samenstel.
§9. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie C1 legt het praktische examen af met een voertuig van de categorie C1 waarvan de maximale toegelaten massa ten minste 5.500 kg en de lengte ten minste 5,5 m bedraagt, en dat op een horizontale weg een snelheid van ten minste 80 km/u. bereikt.
De laadruimte moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als de cabine en die de volledige laadvloer bedekt.
Het voertuig moet uitgerust zijn met ABS en een controleapparatuur als bedoeld in de Verordening (EEG) nr. 3821/85.
Het voertuig moet een lading hebben met een gewicht dat minstens gelijk is aan de helft van het nuttige laadvermogen van het voertuig. De lading mag niet bestaan uit ADR producten, noch uit levende dieren of uit producten die misselijkheid veroorzaken. De lading moet degelijk vastgemaakt zijn. De examinator kan, zo nodig, overgaan tot een weging van het samenstel.
§10. De kandidaat voor een rijbewijs geldig voor de categorie C1 + E legt het praktische examen af met een samenstel, bestaande uit een voertuig van de categorie C1, dat beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in § 9, en een aanhangwagen met een maximaal toegelaten massa van ten minste 2.500 kg.
Het samenstel moet een lengte hebben van ten minste 9 m en op een horizontale weg een snelheid van ten minste 80 km/u. bereiken.
De laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste even breed en hoog is als de cabine van het trekkende voertuig. De gesloten opbouw mag ook lichtjes minder breed zijn als het trekkende voertuig zolang het zicht naar achteren alleen door middel van de buitenspiegels van het trekkende voertuig mogelijk is.
De feitelijke totale massa van de aanhangwagen moet minimaal 800 kg bedragen.
Het voertuig moet een lading hebben met een gewicht dat minstens gelijk is aan de helft van het nuttige laadvermogen van het samenstel.
De lading mag niet bestaan uit ADR producten, noch uit levende dieren of uit producten die misselijkheid veroorzaken. De lading moet degelijk vastgemaakt zijn en verdeeld zijn over het trekkende voertuig en de aanhangwagen. De examinator kan, zo nodig, overgaan tot een weging van het samenstel.
§11. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie D1 legt het praktische examen af met een voertuig van de categorie D1, met een maximaal toegelaten massa van ten minste 4.000 kg en een lengte van ten minste 5 m, dat op een horizontale weg een snelheid van ten minste 80 km/u. bereikt.
Het voertuig moet uitgerust zijn met ABS en een controleapparatuur als bedoeld in de Verordening (EEG) nr. 3821/85.
§12. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie D1 + E legt het praktische examen af met een samenstel, bestaande uit een voertuig van de categorie D1, dat beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in § 11, en een aanhangwagen met een maximaal toegelaten massa van ten minste 1.500 kg, en dat op een horizontale weg een snelheid van ten minste 80 km/u. bereikt.
De laadruimte van de aanhangwagen moet bestaan uit een gesloten opbouw die ten minste 2 m breed en 2 m hoog is.
De feitelijke totale massa van de aanhangwagen moet minimaal 800 kg bedragen.
De eventuele lading mag niet bestaan uit ADR producten, noch uit levende dieren of uit producten die misselijkheid veroorzaken. De lading moet degelijk vastgemaakt zijn. De examinator kan, zo nodig, overgaan tot een weging van het samenstel.
§12bis. De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie G legt het praktische examen af met een samenstel bestaande uit een land- of bosbouwtrekker met een maximale toegelaten massa van ten minste 6 000 kg en een aanhangwagen met een maximale toegelaten massa van ten minste 18 000 kg.
Het samenstel heeft een lengte van ten minste 9 m en bereikt, op een horizontale weg, een snelheid van tenminste 30 km/u.
De cabine van het trekkend voertuig is gesloten en is uitgerust met een passagierszetel voor de examinator.
De opbouw van de aanhangwagen moet minstens zo zijn, dat de kandidaat verplicht is de buitenste achteruitkijkspiegels te gebruiken, om vanaf zijn zitplaats het verkeer achter, links en rechts gade te slaan, en om onder meer een ander voertuig waar te nemen dat begonnen is met in te halen.
§13. De kandidaat bedoeld in artikel 37 die de opheffing van code 78 wenst, legt het praktische examen af met een voertuig dat uitgerust is met een handschakeling.
De kandidaat die, wegens lichamelijke gebreken, slechts bepaalde types van voertuigen of aangepaste voertuigen mag besturen, legt het praktische examen af met een dergelijk voertuig. Hij mag, in voorkomend geval, het examen afleggen met een voertuig dat niet beantwoordt aan de in dit artikel gestelde normen. De kenmerken waaraan het voertuig moet voldoen, komen op het attest bedoeld in artikel 44, § 5 of in artikel 45, tweede lid.
Het praktische examen moet afgelegd worden met een voertuig dat de uitvoering van de in bijlage 5 bepaalde voorafgaande controles en manoeuvres toelaat.
§14. De kandidaat die zich aanbiedt met een rijschool legt het praktisch examen af met de bijstand van een instructeur of een stagiair en met een scholingsvoertuig van de rijschool waar hij het praktisch onderricht volgde en dat beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
De houder van een voorlopige rijbewijs model 3 legt het praktisch examen af :
1° hetzij met een voertuig dat beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 6, 2°. De begeleider moet aanwezig zijn;
2° hetzij onder de voorwaarden bedoeld in eerste lid.
Evenwel, na tweemaal niet geslaagd te zijn voor het praktisch examen of, als het gaat om een kandidaat voor het rijbewijs A1, A2 of A, na tweemaal niet geslaagd te zijn voor de proef op de openbare weg, kan de houder van een voorlopig rijbewijs model 3 het praktisch examen enkel afleggen onder de voorwaarden bedoeld in het eerste lid. De kandidaat voor het rijbewijs A1, A2 of A moet in dat geval niet de opleiding volgen, voorzien in artikel 15, tweede lid, 1° /2.
Evenwel, de kandidaat voor het rijbewijs geldig voor categorie AM kan ook het praktisch examen afleggen zonder de bijstand van een instructeur en met een voertuig van de categorie overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1.
De kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie G legt het praktische examen af :
1° hetzij met bijstand van een instructeur van de landbouwschool of het landbouwopleidingscentrum waar hij de opleiding heeft gevolgd en met het voertuig van de school of het centrum of door hem erkend;
2° hetzij onder de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
3° hetzij met de bijstand van een persoon die gemachtigd is om een voertuig van de categorie G te besturen en aan boord van een voertuig geleverd door de kandidaat en uitgerust op de achterzijde en op een duidelijk zichtbare plaats met het teken « L », waarvan het model is bepaald door de Minister.
§15. Als een van de hierna opgesomde bedieningsorganen van het in § 14, tweede lid, 1°, bedoelde voertuig dubbel geïnstalleerd is, moeten de organen voor de bediening van de koppeling, van de bedrijfsreminrichting en van het gaspedaal alsook van de dimlichten, van de richtingaanwijzers en van het geluidstoestel ook dubbel geïnstalleerd worden. De begeleider moet bovendien de grootlichten kunnen uitschakelen en in de plaats daarvan de dimlichten aansteken.
De dubbele bediening is niet verplicht voor de in serie ingebouwde inrichtingen die automatisch zijn of die door de begeleider gemakkelijk te bereiken zijn zonder gevaar dat de kandidaat wordt gehinderd.
Een verklikkerinrichting dient op akoestische wijze aan te geven dat de begeleider het bedieningsorgaan van de bedrijfsreminrichting of van de koppeling bedient of de bediening ervan verhindert. Wanneer deze verklikkerinrichting ingeschakeld wordt, wordt de goede werking ervan aangegeven door een verklikkerlichtje dat evenwel dooft wanneer het akoestische alarmsignaal in werking treedt.
Artikel 38/1
§ 1. De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie C1 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 9. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie C1 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 36, 3°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie C1.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie D1 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 11. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie D1 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 36, 3°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie D1.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C+E mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie C1+E met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 10. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie C1+E nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 36, 3°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie C+E waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie C1+E.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D+E mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie D1+E met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 12. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie D1+E nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 36, 3°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie D+E waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie D1+E.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie B+E mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen met het oog op het behalen van code 96 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 3bis. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie B met vermelding van code 96 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 37, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie B+E waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie B met het oog op de plaatsing van code 96.
§ 2. De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie A of A2 mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie A1 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 2. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie A1 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 35/1, tweede lid, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie A of A2 waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie A1.
De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs geldig voor categorie A mag, indien hij het wenst, deelnemen aan het praktisch examen voor categorie A2 met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 2, tweede lid. In dit geval ontvangt hij een aanvraag om een rijbewijs geldig voor categorie A2 nadat hij geslaagd is voor het praktisch examen. In afwijking van artikel 35/1, tweede lid, 2°, legt hij het voorlopig rijbewijs geldig voor categorie A waarvan hij houder is voor om toegelaten te worden tot het praktisch examen van categorie A2.
§ 3. Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie C geldt eveneens als het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie C1.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie D geldt eveneens als het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie D1.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie C+E geldt eveneens als het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie C1+E.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie D+E geldt eveneens als het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie D1+E.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie A geldt eveneens als het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie A2 en van categorie A1.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie A2 geldt eveneens als het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie A1.
Het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van categorie B+E geldt eveneens als het slagen in de proef op het terrein buiten het verkeer van B met plaatsing van code 96.
Artikel 39
§1. Het praktisch examen bevat de volgende proeven :
1° categorie AM : een proef op een terrein buiten het verkeer;
2° categorie B : een proef op de openbare weg in het verkeer;
3° categorie A1, A2, A, B+E, C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D of D+E of het plaatsen van de code 96 : een proef op een terrein buiten het verkeer en een proef op de openbare weg in het verkeer.
De duur van het praktische examen wordt als volgt bepaald :
1° categorieën AM, A1, A2 en A : de duur van de proef op het terrein buiten het verkeer is hoogstens drie minuten per manoeuvre en hoogstens vijftien minuten voor het geheel der manoeuvres. De duur van de proef op de openbare weg mag niet korter dan dertig minuten zijn;
1° /1 categorie B+E en het plaatsen van code 96 : de duur van de proef op het terrein buiten het verkeer is hoogstens drie minuten per manoeuvre en hoogstens vijftien minuten voor het geheel der manoeuvres. De duur van de proef op de openbare weg mag niet korter dan vijfentwintig minuten zijn;
2° categorieën C1, C, D1 en D : de duur van de proef op het terrein buiten het verkeer is minstens vijftien minuten. De duur van de proef op de openbare weg mag niet korter dan vijfenveertig minuten zijn;
3° categorie C1+E en C+E : de duur van de proef op het terrein buiten het verkeer is minstens dertig minuten. De duur van de proef op de openbare weg mag niet korter dan vijfenveertig minuten zijn;
4° categorie D1+E en D+E : de duur van de proef op het terrein buiten het verkeer is minstens vijfentwintig minuten. De duur van de proef op de openbare weg mag niet korter dan vijfenveertig minuten zijn.
5° categorie B : de duur van de proef op de openbare weg mag niet minder zijn dan veertig minuten.
§1bis. Het praktisch examen van de categorie G bestaat uit een proef op een terrein buiten het verkeer en uit een proef op de openbare weg.
De duur van de proef op het terrein buiten het verkeer is minimum vijftien minuten. De duur van de proef op de openbare weg mag niet minder zijn dan veertig minuten.
§2. De kandidaat moet, om tot de proef op de openbare weg toegelaten te worden, geslaagd zijn voor de proef op een terrein buiten het verkeer. Het slagen in deze proef blijft één jaar geldig, behalve als de kandidaat voor een rijbewijs voor de categorie C + E voor de proef op de openbare weg komt met een geleed voertuig, terwijl hij de proef op een terrein buiten het verkeer met een samenstel aflegde, en omgekeerd.
Dit slagen wordt vermeld op de aanvraag om een rijbewijs of op het voorlopig rijbewijs en, als het gaat om een kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie A1, A2 of A, op de aanvraag om een voorlopig rijbewijs.
Bij het slagen voor een van de twee proeven met een voertuig uitgerust met een automatische schakeling, wordt het volledige examen geacht afgelegd te zijn met dit type van voertuig. Als het gaat om een kandidaat voor het rijbewijs geldig voor de categorie A1, A2 of A, wordt de code 78 vermeld op de aanvraag om een voorlopig rijbewijs.
§3. Tijdens de proef op de openbare weg met een voertuig dat niet tot de categorieën A1, A2 en A behoort, moet, naast de examinator, de instructeur of een stagiair van de rijschool of de begeleider bij de scholing in het voertuig plaatsnemen. De kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B, is naast de examinator, vergezeld van een persoon die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B.
Indien het voertuig behorend tot de categorie C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D of D+E bestemd is voor het vervoer van ten hoogste twee personen, de bestuurder inbegrepen, of indien het voertuig behoort tot de categorie G, neemt alleen de examinator in het voertuig plaats.
Behalve de personen bedoeld in het eerste lid en de tolk bedoeld in § 8, mogen enkel de door de Vlaamse minister of zijn gemachtigde aangeduide personen in het voertuig plaatsnemen.
§4. Tijdens de proef op de openbare weg met een voertuig van de A1, A2 of A neemt de examinator plaats in een voertuig dat tot de categorie A2 of A of bij tijdelijke onbeschikbaarheid hiervan categorie B behoort en dat de kandidaat volgt; hij deelt zijn onderrichtingen mee aan de kandidaat bij middel van een radio-inrichting.
Buiten de bestuurder van het voertuig, de tolk bedoeld in § 8 en de examinator mogen alleen personen aangeduid door de Vlaamse minister of zijn gemachtigde plaatsnemen in het voertuig dat de kandidaat volgt.
§5. De examinator weigert het examen af te nemen indien hij vaststelt dat de kandidaat bedoeld in artikel 38, § 2, vierde lid niet over de voorgeschrevene uitrusting beschikt of indien het voertuig geen voldoende veiligheid biedt of niet beantwoordt aan de voorschriften van dit besluit.
Hij beëindigt het examen wanneer de kandidaat onbekwaam is om te sturen of op een gevaarlijke manier stuurt, in geval van tussenkomst van de instructeur of de begeleider, in geval van een onregelmatigheid van de kandidaat, de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur of indien de bestuurder van het voertuig van de categorie B bedoeld in § 4 onbekwaam is om te sturen of op een gevaarlijke manier stuurt of zijn onderrichtingen niet opvolgt.
§6. De examinator vermeldt op de beoordelingsstaat, voor elk van de genoemde proeven, de door hem toegekende beoordeling alsook de daaruitvolgende beslissing dat de kandidaat geslaagd of uitgesteld is overeenkomstig de criteria vermeld in bijlage 5.
§7. De examinator bevestigt op de aanvraag om een rijbewijs, het slagen van de kandidaat voor het praktische examen met vermelding van de categorie van het voertuig waarmee hij het examen heeft afgelegd en van de datum ervan. In voorkomend geval vermeldt hij dat het examen werd afgelegd met een voertuig bedoeld in artikel 38, § 13. In het geval bedoeld in artikel 48, § 2, wordt het slagen voor het praktische examen vermeld op de aanvraag om een rijbewijs door de overheid bedoeld in artikel 7.
§8. Een kandidaat die het Nederlands niet machtig is, mag het praktische examen afleggen, bijgestaan door een tolk voor de talen Frans, Duits of Engels die door hem onder de beëdigde vertalers wordt gekozen. De tolk wordt in alle gevallen door de kandidaat vergoed en mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
Kandidaten met een gehoorhandicap, namelijk dove of slechthorende kandidaten, kunnen zich laten bijstaan door een door hem gekozen beëdigd doventolk. Onverminderd de eventuele toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 houdende de vaststelling van overkoepelende regels voor het centraal tolkenbureau voor de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, wordt de tolk door de kandidaat vergoed. De tolk mag geen betrekking uitoefenen in een erkende rijschool of op welke wijze ook professioneel rijonderricht geven.
In afwijking van het eerste lid kan een kandidaat die het Nederlands niet machtig is, de proef gevaarherkenningstest tijdens het praktische examen voor categorie B met behulp van een audiovertaling afleggen.
Afdeling V/1. Onregelmatigheden
Artikel 39-1
Als de examinator of de medewerker van het examencentrum in het kader van het theoretische of het praktische examen meent dat er sprake is van een onregelmatigheid van de kandidaat of van de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur van de kandidaat, schort hij de evaluatie van de kandidaat op tot op het moment dat er een beslissing over de vastgestelde onregelmatigheid is genomen.
De examinator of de medewerker van het examencentrum brengt de betrokkene op de hoogte van de relevante feitelijke gegevens en van de eventuele stukken waaruit de vastgestelde onregelmatigheid blijkt.
De betrokkene wordt onmiddellijk in zijn verdediging gehoord over de onregelmatigheid die hem wordt verweten. Als de betrokkene een minderjarige kandidaat is, is een van zijn ouders of de persoon die met het ouderlijke gezag bekleed is, aanwezig tijdens de hoorzitting.
Nadat de betrokkene is gehoord of, als de betrokkene niet gehoord kon of wou worden, nadat de onmogelijkheid om de betrokkene te horen is vastgesteld, wordt onmiddellijk beslist of er zich al dan niet een onregelmatigheid heeft voorgedaan.
Naar aanleiding van de vastgestelde feiten wordt een proces-verbaal opgemaakt waarin al de volgende onderdelen zijn opgenomen:
1° de identificatie- en contactgegevens waaronder het rijksregisternummer van de betrokkene en bij een minderjarige kandidaat van de ouders of de voogden;
2° de identificatiegegevens van de medewerker van het examencentrum, vermeld in het eerste en tweede lid;
3° de identificatiegegevens van de medewerker van het examencentrum, vermeld in het zevende lid;
4° de gegevens van het theoretische of het praktische examen;
5° alle relevante feitelijke gegevens, eventueel aangevuld met alle dienstige stukken;
6° een verslag van het horen;
7° de gegevens of de stukken die de betrokkene meedeelt of bezorgt;
8° de beslissing, de opgelegde maatregelen en de motiveringen die tot de aanneming ervan hebben geleid.
Het proces-verbaal wordt in twee exemplaren opgesteld en wordt ondertekend. Een van beide exemplaren wordt met een beveiligde zending aan de betrokkene of, bij een minderjarige kandidaat, aan de ouders of de voogden van de kandidaat bezorgd. Het examencentrum bewaart het andere exemplaar en bezorgt een kopie daarvan binnen twee werkdagen aan het Departement op de wijze die het Departement bepaalt. Als de betrokkene een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur is, wordt er ook een kopie met een beveiligde zending aan de kandidaat bezorgd.
Het horen van de betrokkene, het nemen van de beslissing over de vastgestelde onregelmatigheid en de opmaak en de ondertekening van het proces-verbaal gebeurt, in alle onafhankelijkheid, door een andere medewerker van het examencentrum dan de medewerker, vermeld in het eerste en tweede lid.
Als wordt beslist dat er sprake is van een onregelmatigheid, worden al de volgende maatregelen opgelegd:
1° de kandidaat wordt uitgesteld voor het examen;
2° de betrokkene wordt uitgesloten van het afleggen van een examen of het begeleiden van kandidaten tijdens een examen in de examencentra voor:
a) drie maanden in de volgende gevallen:
1) verstoring van de orde;
2) het niet-naleven van richtlijnen of instructies die examinatoren of medewerkers van het examencentrum hebben gegeven;
3) elke vorm van verbale agressie, met uitzondering van bedreigingen als vermeld in punt b);
b) zes maanden in geval van bedreigingen of in geval van fysieke agressie tegen zaken;
c) twaalf maanden in geval van een poging tot fraude of fraude of bij elke vorm van fysieke agressie tegen personen.
De betrokkene kan beroep indienen bij de beroepscommissie, vermeld in artikel 47, conform de procedure, vermeld in artikel 48.
Artikel 39-2
Als het Departement nadat de kandidaat het theoretische of het praktische examen heeft afgelegd, kennis krijgt van fraude of van een poging tot fraude door de kandidaat of door de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur van de kandidaat in het kader van dat examen, deelt het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde dat mee aan de betrokkene. Het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde brengt de betrokkene daarbij op de hoogte van de relevante feitelijke gegevens en van de eventuele stukken waaruit de vastgestelde onregelmatigheid blijkt.
Het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde informeert de betrokkene in de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, over de mogelijkheid om met een aangetekende brief of op elektronische wijze een schriftelijk verweer te richten binnen dertig dagen na de datum van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid.
Het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde beslist of er zich al dan niet een onregelmatigheid heeft voorgedaan. Die beslissing wordt genomen binnen dertig dagen na de dag waarop het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde het schriftelijke verweer heeft ontvangen, of, als hij niet tijdig een schriftelijk verweer heeft ontvangen, binnen dertig dagen nadat de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken, bij gebreke waaraan het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde wordt geacht af te zien van een maatregel.
Het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde maakt naar aanleiding van de vastgestelde feiten een proces-verbaal op waarin al de volgende elementen worden vermeld:
1° de identificatie- en contactgegevens waaronder het rijksregisternummer van de betrokkene en bij een minderjarige kandidaat van de ouders of de voogden;
2° de identificatiegegevens van het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde;
3° de gegevens van het theoretische of het praktische examen;
4° alle relevante feitelijke gegevens, eventueel aangevuld met alle dienstige stukken;
5° een samenvatting van het schriftelijke verweer;
6° de gegevens of de stukken die de betrokkene meedeelt of bezorgt;
7° de beslissing, de opgelegde maatregelen en de motiveringen die tot de aanneming ervan hebben geleid.
Het proces-verbaal wordt in twee exemplaren opgesteld en wordt door het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde ondertekend. Een van beide exemplaren wordt met een beveiligde zending aan de betrokkene of, bij een minderjarige kandidaat, aan de ouders of de voogden van de kandidaat bezorgd. Het Departement bewaart het andere exemplaar en bezorgt een kopie daarvan binnen twee werkdagen aan het examencentrum waar het examen is afgelegd op de wijze die het Departement bepaalt. Als de betrokkene een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur is, wordt er ook een kopie met een beveiligde zending aan de kandidaat bezorgd.
De beslissing van het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde dat er sprake is van een onregelmatigheid, heeft al de volgende gevolgen:
1° het examen van de kandidaat wordt ongeldig verklaard;
2° het examenresultaat wordt gewijzigd in een uitstel voor het examen;
3° de betrokkene wordt voor twaalf maanden uitgesloten van het afleggen van een examen of van het begeleiden van kandidaten tijdens een examen in de examencentra.
De betrokkene kan beroep indienen bij de beroepscommissie, vermeld in artikel 47, conform de procedure, vermeld in artikel 48.
Artikel 39-3
Het examen dat wordt afgelegd na het examen waar een onregelmatigheid is vastgesteld maar vóór de datum van de beslissing tot uitsluiting wegens een onregelmatigheid, en het examen dat wordt afgelegd gedurende de periode waarin de kandidaat uitgesloten is van het afleggen van een examen wegens een onregelmatigheid, zijn ongeldig en het examenresultaat wordt gewijzigd in een uitstel.