16 MAART 1968. - Wet betreffende de politie over het wegverkeer.
Titel IV : Strafbepalingen en veiligheidsmaatregelen
Hoofdstuk VI : Verval van het recht tot sturen
Afdeling 3. Bepalingen gemeen aan de vervallenverklaring van het recht tot sturen
Artikel 45
Behalve in geval van artikel 37/1, of als hij het herstel in het recht tot sturen afhankelijk maakt van het slagen voor een of meer van de in artikel 38, § 3, vermelde examens en onderzoeken, kan de rechter het verval van het recht tot sturen beperken tot de categorieën van voertuigen die hij aangeeft overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Koning krachtens artikel 26.
Wanneer de overtreding met een motorvoertuig werd begaan, moet het verval ten minste betrekking hebben op de categorie van voertuigen waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot verval, werd begaan.
Indien de rechter het herstel in het recht tot sturen afhankelijk maakt van het slagen voor een of meer van de in artikel 38, § 3, bedoelde examens, kan hij deze maatregel beperken tot de categorie van voertuigen waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot verval, werd begaan.
Artikel 46
De Koning bepaalt de formaliteiten die moeten worden vervuld met betrekking tot de uitvoering van de vervallenverklaringen van het recht tot sturen.
Artikel 47
Hij die verval van het recht tot sturen heeft opgelopen na 25 mei 1965 en onderworpen werd aan een theoretisch, praktisch, geneeskundig of psychologisch onderzoek, mag, wanneer het verval geëindigd is, een voertuig van een der categorieën waarop de beslissing van vervallenverklaring slaat, slechts besturen mits hij met goed gevolg het opgelegd onderzoek heeft ondergaan.
De Koning bepaalt de organisatie en de nadere regels van dit onderzoek en stelt het tarief vast van de ten bate van de Staat of van de erkende instellingen te heffen retributies om de kosten ervan te dekken.
Artikel 48
Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van 4000 euro tot 16000 euro of met een van die straffen alleen en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of voorgoed, wordt gestraft, hij die:
1° een voertuig of een luchtschip bestuurt, een rijdier geleidt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, spijts het tegen hem uitgesproken verval;
2° een motorvoertuig bestuurt van de categorie bedoeld in de beslissing van vervallenverklaring of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, zonder het voorgeschreven onderzoek met goed gevolg te hebben ondergaan.
De gevangenisstraffen en geldboeten worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 49
Hij die wetens een motorvoertuig voor het besturen of voor de begeleiding met het oog op de scholing, toevertrouwt aan een persoon die van het recht tot sturen vervallen is verklaard, wordt gestraft met een geldboete van 800 euro tot 8000 euro.
Deze bepaling is niet van toepassing op het personeelslid van een erkende rijschool die een regelmatig ingeschreven leerling begeleidt die zich voorbereidt op het praktisch examen opgelegd krachtens de artikelen 23, 2°, of 38.
Artikel 49/1
Met geldboete van 1600 euro tot 16000 euro wordt gestraft hij die, nadat tegen hem een verval van het recht op sturen werd uitgesproken, zijn rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs niet inlevert binnen de door de Koning bepaalde termijn.
In geval van verzachtende omstandigheden kan de geldboete verminderd worden, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen.
De straffen worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.