16 MAART 1968. - Wet betreffende de politie over het wegverkeer.
Titel III : Het rijbewijs
Hoofdstuk I : Algemene regels
Artikel 21
Niemand mag op de openbare weg een motorvoertuig besturen, tenzij hij houder is van, en tevens bij zich heeft, een rijbewijs in België regelmatig afgegeven, of een buitenlands nationaal of internationaal rijbewijs onder de voorwaarden vastgesteld door de bepalingen die inzake internationaal wegverkeer van toepassing zijn. Het rijbewijs moet geldig zijn voor de categorie waartoe het voertuig behoort.
De Koning kan, onder de algemene voorwaarden die Hij stelt, vrijstelling verlenen van deze verplichting inzonderheid voor het besturen met het oog op de scholing.
Artikel 22
De bestuurder is gehouden het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs, afgegeven met het oog op de scholing, te vertonen op iedere vordering van een ambtenaar of beambte bevoegd om toezicht te houden op de uitvoering van deze wet en de krachtens deze laatste uitgevaardigde reglementen.