23 MAART 1998. - Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs.
Bijlage 14. Inhoud en methode
A. Inhoud en methode van de psychologische onderzoeken
In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen moeten de onderzoeken antwoorden verschaffen op minstens volgende vragen :
1. Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ?
2. Zijn er aanwijzingen van misbruik of afhankelijkheid van deze middelen ?
3. Wat is de aard en ernst van de problematiek (o.a. hoeveelheid en frequentie van het gebruik; weerslag op de verschillende levensdomeinen) ?
4. Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op politoxicomanie ?
5. Zijn er aanwijzingen van een voldoende stabiele en langdurige onthouding indien er vroeger sprake was van misbruik van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen, hierna middelenmisbruik genoemd ?
6. Zijn er aanwijzingen voor een psychiatrische co-morbiditeit, persoonlijkheidsstoornissen, of aanpassingsproblemen gerelateerd aan het middelenmisbruik, die een risico vormen voor het veilig besturen van een voertuig ?
7. Heeft de persoon inzicht in de problematiek, en neemt hij verantwoordelijkheid voor het gestelde gedrag ?
8. Is er een motivatie om de attitudes en gedrag te veranderen of bij te sturen ?
9. Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op recidive ?
In geval van een overtreding inzake onaangepast rijgedrag moeten de onderzoeken antwoorden verschaffen op minstens volgende vragen :
1. Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ?
2. Is er een indicatie van psychiatrische aandoeningen, persoonlijkheidsstoornissen, of gedragsproblemen die een risico vormen voor het veilig besturen van een voertuig ?
3. Wat is de aard en ernst van de problematiek ?
4. Zijn er aanwijzingen van een middelenmisbruik ?
5. Worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op recidive ?
6. In geval van een middelenproblematiek, worden er bij de cliënt aspecten gevonden die wijzen op polytoxicomanie ?
7. Zijn er aanwijzingen van een voldoende stabiele en langdurige onthouding indien er vroeger sprake was van middelenmisbruik ?
8. Heeft de persoon inzicht in de problematiek, en neemt hij verantwoordelijkheid voor het gestelde gedrag ?
9. Is er een motivatie om de attitudes en gedrag te veranderen of bij te sturen ?
In geval van een verval op medische gronden :
1. Is de toestand van de persoon conform aan de normen aangeduid in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs ?
2. Is er sprake van belangrijke afwijkingen in gedragingen, stoornissen in het oordeels-, aanpassings- of perceptievermogen, coördinatiestoornis ten gevolge van een aangeboren of verworven stoornis of ten gevolge van een verouderingsproces ?
De informatie wordt verzameld door middel van de volgende instrumenten :
1. Vragenlijst of zelfbeoordelingsschaal naar middelenmisbruik en gebruik legale medicatie;
2. Persoonlijkheidsvragenlijsten;
3. Psychologische testbatterij voor onderzoek van volgende functies :
i. aandacht & concentratie;
ii. geheugen;
iii. snelheid van verwerking van informatie;
iv. executieve functies zoals plannen en organiseren van gedrag, probleemoplossend vermogen en werkgeheugen;
4. Semi-gestructureerd interview dat peilt naar de volgende mogelijke probleemgebieden :
i. Medisch;
ii. Professioneel;
iii. Middelenmisbruik;
iv. Juridisch;
v. Familiaal;
vi. Sociaal;
vii. Psychologisch.
Minstens de volgende risicofactoren worden onderzocht met gevalideerde psychometrische instrumenten :
Impulsiviteit;
Lage frustratietolerantie;
Gebrekkige woedebeheersing;
Gebrekkige copingstrategieën;
Sensation-seeking gedrag;
Antisociale kenmerken;
Negatieve omgevingsfactoren zoals slechte huisvesting, weinig scholing, slecht betaalde job, negatieve familiegeschiedenis...;
Beperkt en weinig ondersteunend sociaal netwerk;
Voorgeschiedenis van inbreuken of geweld;
Beperkte sociale en intellectuele vaardigheden;
Indicatie van psychiatrische aandoeningen (inclusief middelenmisbruik) of persoonlijkheidsstoornissen.
De aangewende onderzoeksinstrumenten beschikken over aangetoonde psychometrische kwaliteiten zoals validiteit, betrouwbaarheid, sensitiviteit en specificiteit.
De psycholoog neemt de beslissing met betrekking tot de psychologische geschiktheid : geschikt, geschikt onder bepaalde voorwaarden of ongeschikt. Indien de betrokkene zowel een medisch als een psychologisch onderzoek dient te ondergaan wordt de eindbeslissing door de arts genomen overeenkomstig punt C van deze bijlage.
B. Inhoud en methode van de medische onderzoeken
Het medisch onderzoek bestaat uit minstens de volgende elementen :
1. Grondige medische anamnese met aandacht voor gebruik van alcohol, psychotrope stoffen of medicijnen, comorbiditeit en polydruggebruik;
2. Kennisname van relevante medische informatie van de kandidaat betreffende aandoeningen zoals beschreven in bijlage 6 van het KB van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
3. Uitvoeren van een grondig geneeskundig onderzoek waarbij alle middelen die de geneeskunde biedt, aangewend kunnen worden;
4. Verwijzing naar gespecialiseerde artsen of medische diensten, zo vereist, conform bijlage 6 voor het ontvangen van het bewuste medische advies per type van aandoening;
5. In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol of psychotrope stoffen :
a. Nagaan van de indicatoren voor misbruik of afhankelijkheid van alcohol en/of psychotrope middelen;
b. Screening naar misbruik of afhankelijkheid van alcohol en/of psychotrope middelen. In geval van een overtreding inzake rijden onder invloed van alcohol.
De arts neemt de eindbeslissing met betrekking tot de medische geschiktheid : geschikt, geschikt onder bepaalde voorwaarden, ongeschikt.
Indien de arts dit noodzakelijk acht wordt de medische geschiktheid afhankelijk gesteld van het ondergaan van een bloedanalyse in geval van alcoholovertreding en een haaranalyse in geval van een overtreding inzake psychotrope middelen.
C. Medische en psychologische onderzoeken
Indien de betrokkene zowel een medisch als een psychologisch onderzoek dient te ondergaan nemen de arts en de psycholoog pas een beslissing nadat ze kennis hebben genomen van elkaars bevindingen.
De arts is verantwoordelijk voor de eindbeslissing. Hij baseert zich hiervoor zowel op zijn belissing als op die van de psycholoog.