16 MAART 1968. - Wet betreffende de politie over het wegverkeer.
Titel III : Het rijbewijs
Hoofdstuk II : Voorwaarden tot verkrijging
Artikel 23
§ 1. Het Belgisch rijbewijs wordt afgegeven indien de verzoeker aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° een verklaring hebben ondertekend, waarin bevestigd wordt dat hij niet vervallen is van het recht om voertuigen te besturen van de categorie waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd; de verzoeker moet voldaan hebben aan het onderzoek, hem eventueel opgelegd krachtens artikel 38 § 3, voor het besturen van een voertuig van de categorie waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd;
2° geslaagd zijn voor een door de Koning in te richten praktisch examen betreffende de kennis en vaardigheid die nodig zijn voor het besturen van voertuigen van elke categorie, waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd. De Koning bepaalt de nadere regelen inzake scholing;
3° een verklaring hebben ondertekend waarin bevestigd wordt dat hij niet lijdt aan een van de lichaamsgebreken en aandoeningen bepaald door de Koning. De Koning kan deze verklaring aanvullen met of vervangen door de verplichting om zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen.
4° geslaagd zijn voor een door de Koning in te richten examen over de kennis van de wetten en reglementen, het gedrag ter voorkoming van ongevallen, de voornaamste begrippen van mechaniek, alsook de eerste hulp bij ongevallen, betreffende het gebruik van de voertuigen van de categorie waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd; de Koning bepaalt de nadere regelen inzake het onderricht.
§ 2. Van de examens, bedoeld bij §1, 2°, 3° en 4°, is vrijgesteld de verzoeker die overlegt :
1° ofwel een geldig nationaal buitenlands rijbewijs dat is afgegeven overeenkomstig de voorwaarden die inzake internationaal wegverkeer van toepassing zijn of waarvan de geldigheid is erkend krachtens door de Koning afgesloten akkoorden. De Koning kan deze vrijstelling afhankelijk maken van voorwaarden inzake het verblijf van de verzoeker in de Staat die het rijbewijs heeft afgegeven.
2° ofwel een getuigschrift dat is afgegeven door een overheidsorgaan dat door de Koning is aangewezen en waarin bevestigd wordt dat hij geslaagd is voor een gelijkwaardig geoordeeld examen.
§ 3. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden en nadere regels bepalen die gelden voor:
1° de instellingen en hun personeelsleden die instaan voor het afnemen van examens om een rijbewijs of een bewijs van vakbekwaamheid te behalen;
2° de instellingen en hun personeelsleden of de personen die onderricht verstrekken:
a) om een rijbewijs te verkrijgen;
b) in het kader van de voortgezette rijopleiding;
c) om een bewijs van vakbekwaamheid te behalen of te verlengen;
d) aan de niet-professionele begeleiders van kandidaten voor een rijbewijs;
3° de opleidingsverstrekkers die opleidingen en bijscholingen geven aan kandidaat-personeelsleden en personeelsleden van de instellingen, vermeld in punt 1° en 2°, of aan de personen, vermeld in punt 2°;
4° de personen die kandidaat-personeelsleden en personeelsleden van de instellingen, vermeld in punt 1° en 2°, of die de personen, vermeld in punt 2°, begeleiden tijdens hun opleiding;
5° de commissie die oordeelt over een beroep dat wordt ingediend naar aanleiding van het niet-slagen voor een examen.
De Vlaamse Regering kan de regels voor de toekenning, weigering, verlenging, stopzetting, schorsing en intrekking van de erkenning van de instellingen en de personen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 4°, bepalen.
De Vlaamse Regering kan de regels voor de opleidingen en de bijscholingen van kandidaat-personeelsleden en personeelsleden van de instellingen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, en van de personen, vermeld in het eerste lid, 2°, bepalen.
§ 4. In het kader van de bevoegdheden en de taken met betrekking tot de scholing en de examens over de kennis en de vaardigheid die nodig zijn om voertuigen van elke categorie te besturen, en met betrekking tot de vakbekwaamheid worden de volgende gegevens verwerkt:
1° de gegevens over het onderricht om een rijbewijs te verkrijgen, het onderricht in het kader van de voortgezette rijopleiding, het onderricht om een bewijs van vakbekwaamheid te behalen of te verlengen en het onderricht aan de personen die kandidaten begeleiden, over de personen die het onderricht volgen en over de instellingen en hun personeelsleden en de personen die het onderricht verstrekken, met inbegrip van de uitgereikte getuigschriften en attesten;
2° de gegevens over de examens om een rijbewijs en een bewijs van vakbekwaamheid te behalen en de examens tot herstel in het recht tot sturen, over de personen die de examens afleggen en over de instellingen en hun personeelsleden die de examens afnemen, met inbegrip van de uitgereikte getuigschriften en attesten;
3° de gegevens over de beroepen die worden ingediend in het kader van het behalen van een rijbewijs, de voortgezette rijopleiding en het behalen of verlengen van een bewijs van vakbekwaamheid, over de beslissingen die genomen zijn over die beroepen en over de instantie die over de beroepen beslist;
4° de gegevens over de rijopleiding en de afgelegde examens van bestuurders van voertuigen, met inbegrip van de documenten als bewijs daarvan;
5° de gegevens over de vakbekwaamheid van bestuurders van voertuigen, met inbegrip van de documenten als bewijs daarvan;
6° de gegevens in het kader van het toezicht op de rijgeschiktheid van de bestuurders en de kandidaat-bestuurders die lijden aan een vermindering van hun functionele vaardigheden, met inbegrip van de uitgereikte getuigschriften en attesten;
7° de gegevens over opleidingen en bijscholingen die georganiseerd worden voor personen die onderricht verstrekken of willen verstrekken en voor personen die examens afnemen of willen afnemen, over de personen die aan die opleidingen en bijscholingen deelnemen en over de instellingen en hun personeelsleden en de personen die de opleidingen en bijscholingen organiseren, met inbegrip van de uitgereikte getuigschriften en attesten;
8° de gegevens over de begeleiders van personen die onderricht verstrekken of willen verstrekken en van personen die examens afnemen of willen afnemen tijdens een opleiding of bijscholing;
9° de gegevens in het kader van aanvragen tot erkenningen, vergunningen en toelatingen, over de uitgereikte erkenningen, vergunningen en toelatingen en over de instellingen en hun personeelsleden en de personen die ze hebben aangevraagd en aan wie ze zijn uitgereikt;
10° de gegevens over geschorste erkenningen, vergunningen en toelatingen, de datum waarop de beslissing tot schorsing is genomen en de reden ervan;
11° de gegevens over de opgeheven en ingetrokken erkenningen, vergunningen en toelatingen, de datum waarop de beslissing tot opheffing en intrekking is genomen en de reden ervan;
12° de gegevens over het toezicht, de vaststellingen, de sancties en de maatregelen;
13° de contactgegevens en identificatiegegevens, met inbegrip van eventuele handtekeningen, rijksregistergegevens en ondernemingsgegevens, die noodzakelijk zijn bij de verwerking van de gegevens, vermeld in punt 1° tot en met 12°.
Bij de verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen ook gegevens als vermeld in artikel 9, lid 1, en artikel 10 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) worden verwerkt. De gegevens, vermeld in artikel 9, lid 1, van voormelde verordening, worden beperkt tot de vermelding dat de persoon al dan niet medisch geschikt is, zonder informatie over de eventuele aandoening.
De Vlaamse Regering kan de lijst van gegevens, vermeld in het eerste lid, inclusief de gezondheidsgegevens, verder preciseren.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:
1° de uitvoering van de bevoegdheden en de taken, vermeld in of ter uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° het dossierbeheer;
3° het toezicht op en de handhaving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan;
4° statistische doeleinden.
De gegevens die verzameld en verwerkt worden voor het doeleinde, vermeld in het vierde lid, 4°, worden geanonimiseerd.
De Vlaamse Regering kan, met behoud van de doeleinden, vermeld in het vierde lid, de nadere doeleinden van de verwerking vaststellen.
De Vlaamse Regering kan bepalen welke van de gegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen worden uitgewisseld tussen of met andere bevoegde overheidsinstanties en entiteiten die belast zijn met een taak van openbaar belang ter uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, en voor welke doeleinden als vermeld in het zesde lid. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden en nadere regels voor de gegevensuitwisseling bepalen.
De Vlaamse Regering stelt de maximale bewaartermijn van de gegevens vast.
De persoonsgegevens die verbonden zijn aan een erkenning, vergunning, toelating of aanwijzing worden niet langer bewaard dan vijf jaar na het verstrijken van de geldigheid van die erkenning, vergunning, toelating of aanwijzing. Persoonsgegevens die geen betrekking hebben op een erkenning, vergunning, toelating of aanwijzing kunnen gedurende de levensloop van de betrokken persoon worden bewaard. De gegevens met betrekking tot een dossier over de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden niet langer bewaard dan dertig jaar na de vaststelling van de inbreuk. De persoonsgegevens worden in ieder geval niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De Vlaamse Regering wijst de instantie aan die de verwerkingsverantwoordelijke is voor de verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid.
§ 5. Inspecteurs kunnen de instellingen en de personen, vermeld in paragraaf 3, controleren op de naleving van de reglementering over de scholing en de examens over de kennis en de vaardigheid die nodig zijn om voertuigen van elke categorie te besturen, en inzake de reglementering over de vakbekwaamheid, vermeld in of ter uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de controle, vermeld in het eerste lid, en voor de aanwijzing van de inspecteurs die die controle verrichten.
Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de inspecteurs, vermeld in het eerste lid, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het vierde tot en met het twaalfde lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het derde lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de inspecteurs, vermeld in het eerste lid, en op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het derde lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het derde lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het derde lid, tijdens de periode, vermeld in het vierde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het derde lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de inspecteurs, vermeld in het eerste lid, zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het tiende lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse Toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening, opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het derde lid bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.
Artikel 24
De houder van een Belgisch rijbewijs moet dit inleveren bij het overheidsorgaan dat het heeft afgegeven, hetzij voor kanttekening, hetzij voor intrekking, indien:
1° hij lijdt aan een van de lichaamsgebreken of kwalen door de Koning bepaald overeenkomstig artikel 23, § 1, 3°, of indien hij niet voldoet aan het geneeskundig onderzoek door Hem ingericht in de gevallen die Hij bepaalt;
2° hij onderworpen is en niet meer voldoet aan de reglementsbepalingen welke de Koning inzake geneeskundig toezicht en geneeskundige schifting heeft uitgevaardigd ter uitvoering van de besluitwet van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het bezoldigd vervoer van personen door middel van automobielen.
Die formaliteit moet vervuld worden binnen vier dagen na de dag waarop de houder kennis krijgt van het lichaamsgebrek of van de kwaal, of binnen vier dagen na de intrekking van het getuigschrift van geneeskundige schifting; zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen zijn in deze termijn niet inbegrepen.
Het rijbewijs, ingeleverd met toepassing van 1°, wordt teruggegeven aan de houder die, in de gevallen door de Koning bepaald, met goed gevolg een door hem in te richten onderzoek heeft ondergaan.