10 JULI 2006. - Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B.
Hoofdstuk III. Het praktisch examen
Artikel 8
Een kandidaat die voldoet aan al de volgende voorwaarden, kan worden toegelaten tot het praktische examen:
1° de kandidaat is sinds minder dan drie jaar geslaagd voor het theoretische examen of is daarvan vrijgesteld;
2° de kandidaat heeft de minimumleeftijd van achttien jaar bereikt;
3° de kandidaat is niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten van het afleggen van een examen;
4° de kandidaat biedt zich aan met een begeleider, een instructeur of een stagiair-instructeur die niet wegens een onregelmatigheid uitgesloten is van het begeleiden van kandidaten tijdens een examen.
Naast de in het eerste lid vermelde voorwaarden voldoet de kandidaat, naargelang het geval, ook aan een van de volgende voorwaarden om tot het praktische examen te kunnen worden toegelaten:
1° de kandidaat is houder van een voorlopig rijbewijs B zonder begeleider en heeft een scholing van minstens vijf maanden onder dekking van een voorlopig rijbewijs gevolgd;
2° de kandidaat is houder van een voorlopig rijbewijs B met begeleider en heeft een scholing van minstens vijf maanden onder dekking van een voorlopig rijbewijs gevolgd;
3° de kandidaat die in het bezit was van een voorlopig rijbewijs B waarvan de geldigheid inmiddels verstreken is, is houder van een attest dat is afgegeven door de overheid, vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, waaruit blijkt dat hij een scholing van minstens vijf maanden onder dekking van een voorlopig rijbewijs B heeft gevolgd.
Het examen wordt afgelegd met een voertuig van de categorie waarvoor het rijbewijs wordt aangevraagd. Het voertuig voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 6, 2°, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Wanneer de kandidaat zich aanbiedt met een instructeur van een rijschool dan legt hij het examen af met een scholingsvoertuig van de rijschool dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 17, § 1, derde lid, en artikel 18, § 2 en § 5, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
De kandidaat die geen houder meer is van een voorlopig rijbewijs B legt het praktisch examen af onder de voorwaarden bedoeld in het vierde lid.
Artikel 8/1
§ 1. Om tot het praktische examen te kunnen worden toegelaten, legt de kandidaat voor het rijbewijs B de volgende geldige documenten voor:
1° een bewijs dat de kandidaat voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
2° het bewijs dat de kandidaat geslaagd is voor het theoretische examen categorie B of dat hij daarvan vrijgesteld is;
3° het verzekeringsbewijs inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
4° het inschrijvingsbewijs van het voertuig waarmee hij zich aanbiedt;
5° het groene keuringsbewijs van het voertuig waarmee hij zich aanbiedt, als dat aan de technische controle onderworpen is;
6° het bewijs dat de begeleider, de instructeur of de stagiair-instructeur voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, van het voormelde koninklijk besluit, en, naargelang het geval, een van de volgende documenten:
a) het Belgische of Europese rijbewijs van de begeleider voor voertuigen van categorie B;
b) het Belgische of Europese rijbewijs van de instructeur voor voertuigen van categorie B, samen met het bewijs dat de instructeur houder is van een instructietoelating om onderricht te geven om voertuigen van categorie B te besturen, en het bewijs dat hij het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het voormelde koninklijk besluit, met goed gevolg heeft ondergaan;
c) het Belgische of Europese rijbewijs van de stagiair-instructeur voor voertuigen van categorie B, samen met het bewijs dat de stagiair- instructeur houder is van een stagetoelating, en het bewijs dat hij het geneeskundige onderzoek, vermeld in artikel 42 van het voormelde koninklijk besluit, met goed gevolg heeft ondergaan;
7° naargelang het geval, een van de volgende documenten:
a) in de gevallen, vermeld in artikel 8, tweede lid, 1° en 2°, van dit besluit, het voorlopige rijbewijs B waarvan hij houder is;
b) in het geval, vermeld in artikel 8, tweede lid, 3°, van dit besluit, een attest dat is afgegeven door de overheid, vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, waaruit blijkt dat hij een scholing van ten minste vijf maanden heeft gevolgd onder dekking van een voorlopig rijbewijs B;
8° in de gevallen waarin conform artikel 15, tweede lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs een minimum aantal uren praktisch onderricht gevolgd moet worden, het getuigschrift van praktisch onderricht dat is afgegeven door een rijschool als bewijs dat hij dat praktisch onderricht heeft gevolgd.
§ 2. De begeleider van de kandidaat die houder is van een voorlopig rijbewijs B met begeleider heeft het vormingsmoment, vermeld in hoofdstuk III/1, minstens vijf maanden voor de datum van het praktische examen gevolgd. Als de kandidaat twee begeleiders heeft, heeft één van de begeleiders het vormingsmoment minstens vijf maanden voor de datum van het praktische examen gevolgd.
De termijn van vijf maanden, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor de begeleiders van de volgende personen:
1° de houders van een voorlopig rijbewijs dat conform artikel 5/1, § 1/1, tweede lid, twaalf maanden geldig is;
2° de houders van een voorlopig rijbewijs B met begeleider dat conform artikel 5/1, § 2, van dit besluit na omwisseling is verkregen. De houders van een voorlopig rijbewijs B met begeleider dat conform artikel 3, § 1, van dit besluit 36 maanden geldig is, leggen een attest voor waaruit de omwisseling blijkt. Dat attest wordt afgegeven door de overheid, vermeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
§ 3. De kandidaat voor het rijbewijs B wordt tot het praktische examen toegelaten als uit de controle van de gegevensbank, vermeld in artikel 9/16, blijkt dat voldaan is aan de voorwaarde inzake het vormingsmoment, vermeld in paragraaf 2, eerste lid. In de volgende gevallen legt de kandidaat voor het rijbewijs B ook een geldig begeleidersattest voor van een begeleider die vermeld wordt op het voorlopig rijbewijs en die het vormingsmoment minstens vijf maanden voor de datum van het praktische examen heeft gevolgd om te worden toegelaten tot het praktische examen:
1° als er twee begeleiders op het voorlopig rijbewijs worden vermeld en de begeleider die aanwezig is op het praktische examen minder dan vijf maanden voor de datum van het praktische examen het vormingsmoment heeft gevolgd;
2° als de kandidaat zich voor het praktische examen aanbiedt met een instructeur of een stagiair-instructeur van een rijschool.
§ 4. De kandidaat voor het rijbewijs B wordt tot het praktische examen toegelaten als een geldig begeleidersattest als vermeld in artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2023 tot wijziging van diverse besluiten over de rijopleiding en het rijexamen voor voertuigen van categorie B wordt voorgelegd van de begeleider die aanwezig is op het praktijkexamen waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarde inzake het vormingsmoment, vermeld in paragraaf 2, eerste lid.
§ 5. Als de instructeur als enige begeleider op het voorlopige rijbewijs wordt vermeld en als hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9/1, tweede lid, hoeft de kandidaat in afwijking van paragraaf 3 en paragraaf 4, geen begeleidersattest voor te leggen.
Artikel 9
De kandidaat die twee maal na elkaar niet slaagt voor het praktisch examen moet zes uren praktisch rijonderricht volgen bij een rijschool vooraleer hij terug toegelaten wordt tot het praktisch examen.